Uitreis met het s.s. "Zuiderkruis" en thuisreis met het ss "Waterman" 

(Staf Compagnie- Verbindingspeloton 5-8 RI)

De kaart met het s.s. "Zuiderkruis" die vanuit Port Saïd naar huis werd gestuurd

Als dienstplichtig soldaat werd mijnheer van Dam opgeroepen om op 2 juli 1947 in Amersfoort te verschijnen voor zijn opleiding. Hij werd ingedeeld bij de stafcompagnie-verbindingspeloton, bij het 5e bataljon van het 8e regiment Infanterie, kortweg 5-8 RI. Na het voltooien van zijn training daar, ging hij van zaterdag 7 februari tot en met maandag 16 februari met zogenaamd inschepingsverlof. Daarna brak eindelijk de dag aan, waar we allen al lang naar uitzagen!

Parade in Amersfoort vlak voor vertrek

 De dag van vertrek (Amersfoort) 

Vrijdag 27 februari '48: Om half vijf was het reveille, om tien voor zeven appèl en om half acht afmars. We hoefden onze loodzware plunjezakken gelukkig niet zelf te dragen, die werden op legerwagens naar het station gebracht. Om tien voor negen zette de trein zich in beweging en al gauw verdween Amersfoort, waar we bijna acht maanden hadden vertoefd, uit het zicht.

Afgeladen met militairen rijdt de trein naar Rotterdam

Om elf uur kwamen we in Rotterdam aan, daar kregen we koffie met koek van de Cadi. Om twaalf uur precies werden we ingescheept, hierbij werd aan iedereen twintig Engelse sigaretten uitgedeeld. In Amersfoort op het station hadden we ook al elk tien Engelse sigaretten en een reep chocolade ontvangen.

Op de loopplank werden we nog gefotografeerd door de NIWIN. Toen we aan boord kwamen, moesten we eerst naar de slaapruimte in het ruim, waar we op bed moesten gaan liggen. Het was daar lekker warm. We sliepen met z'n vijven boven elkaar. De ruimte tussen de bedden was erg klein, overeind in bed zitten was er niet bij. Na de middag gingen we op verkenning om wat nader kennis te maken met het kleine wereldje, waarin en waarop we enkele weken moesten vertoeven. Er voeren telkens bootjes met burgers langs het schip om nog een laatste groet te brengen.

 

Het embarkeren in de Merwehaven is inmiddels in volle gang

Om ongeveer zes uur gingen de trossen los en langzaam verwijderde ons schip de "Zuiderkruis" zich van de kade, uitbundig nagewuifd door een joelende mensenmenigte. We werden nog een heel eind vergezeld door kleine bootjes met familieleden en andere belangstellenden. Ook vanaf de wal werden we door de mensen toegewuifd. Maar daar kwam Hoek van Holland al in zicht en korte tijd later voeren we op de Noordzee. Terwijl de machines op volle kracht begonnen te draaien, zagen we de lichten van Hoek van Holland achter ons geleidelijk uit het zicht verdwijnen. Even later ging de loods, die ons veilig buitengaats had gebracht, van boord.

De grote reis is begonnen

En dit was tevens het begin van een vakantie, die meer dan twee jaar zou duren. 's Avonds gingen we op de Noordzee slapen en de volgende morgen werden we in Het Kanaal weer wakker. Later vernamen we aan stuurboord in de verte iets wits, toen we het door een verrekijker bekeken zagen we dat het de krijtrotsen van Engeland waren. 's Middags zagen we aan bakboord de kust van Frankrijk, waar we tamelijk dicht langs voeren. Om tien uur 's avonds voeren we de Golf van Biskaje binnen, die zijn naam geen eer aan deed, want de zee was er rustig. Die avond werd voor de tweede keer de klok een uur terug gezet, zodat we toen twee uur op de Nederlandse tijd achter liepen. Dit zou tijdens de reis nog vaker moeten gebeuren om het tijdverschil met Indië te overbruggen.

Zicht vanaf het voordek op de brug van het s.s. "Zuiderkruis"

Zondag 29 februari '48: Overdag hebben we niet veel gezien, onze compagnie moest namelijk piepers jassen. 's Avonds om ongeveer half acht naderden we de kust van Spanje. Eigenlijk zagen we alleen een vuurtoren, want het was natuurlijk donker. Ook passeerde ons toen een ander schip, waarmee de "Zuiderkruis" nog even ging lampseinen. Wij verbindingsmensen probeerden natuurlijk meteen te ontcijferen, wat er geseind werd en dat gelukte ook vrij goed. De volgende morgen passeerden we de kust van Portugal, daar zagen we ook grote rotsen, die uit zee oprezen. Er voeren daar kleine zeilbootjes op zee, vissersbootjes. Om een uur of twaalf naderden we Lissabon. 's Avonds kwam er wat meer wind, zodat de boot lekker begon te schommelen. 

Dinsdag 31 februari '48: We konden de hoge rotsen en bergen van Gibraltar en Afrika zien. Later op de dag zagen we in de nevelige verte de Sierra Nevada, die 3400 meter hoog is. Erg duidelijk was het niet. Die Dinsdag was er nogal wat deining, zodat er veel zeezieken waren. Vanmorgen, voor het ontbijt, had ik ook wat last van duizeligheid, maar dat werd beter, nadat ik gegeten had. Op zo'n moment heb je eigenlijk niet veel trek, maar toch is het dan beter jezelf te dwingen iets te eten. Dat is een goede remedie tegen zeeziekte. De zee toonde zich die dag in al haar schoonheid. De golven hadden mooie witte schuimkoppen. Het was net of het gesneeuwd had en er nog verscheidene resten sneeuw verspreid lagen.

De volgende dag keken we onze ogen uit op de prachtig gevormde bergen van Afrika. Het was nog steeds erg winderig, zodat de blauwgroen gekleurde golven met grote schuimkoppen naar ons toe kwamen rollen, terwijl nu en dan een vis er even bovenuit zweefde. Een fascinerend gezicht! De volgende dag was de zee bijzonder kalm. Zacht deinend bewoog ze zich om het schip. We konden nog steeds de bergachtige kust van Afrika zien. We voeren ook tamelijk dicht langs een paar eilanden. Een van die eilanden bestond geheel uit rotsen, die grillig en steil uit zee oprezen. 's Avonds om een uur of acht zagen we aan stuurboord in de verte de lichten van het eiland Malta.

Vrijdag 5 maart '48: We zagen niets dan water en lucht, 's avonds begon de wind sterk aan te wakkeren. Het werd zelfs zo erg, dat alle luiken en patrijspoorten aan bakboordzijde moesten worden gesloten om te voorkomen, dat het water naar binnen zou slaan. Toen we in bed lagen rolden we van de ene kant naar de andere. We moesten ons gewoon vasthouden. De volgende dag, zaterdag 6 maart, werd het langzamerhand wat beteren en 's middags hadden we een filmvoorstelling.

 Zondag 7 maart '48: 's Morgens kwamen we in Port Saïd aan. Toen we daar in de haven lagen, was het erg rumoerig rondom de "Zuiderkruis". Arabische handelaars probeerden met veel geschreeuw en voor veel geld hun koopwaar aan de man te brengen. Ze hadden van alles te koop, vooral veel tassen en ander lederwerk. Maar ook veel etenswaren waren verkrijgbaar. Ik heb wat sinaasappels, bananen en apennootjes gekocht. Vooral die bananen en apennootjes waren een traktatie, want die had ik in jaren niet geproefd. 's Middags om vijf uur gingen we weer varen, maar even later lagen we alweer stil. We waren toen in het Suezkanaal en als twee schepen elkaar daar passeren, moet er één stil liggen en die ene waren wij. Het was jammer, dat we in het donker door het Suezkanaal voeren, want daar hadden we wel wat meer van willen zien.

Toen we de volgende morgen opstonden, waren we het Suezkanaal net door. We konden Suez nog net zien liggen. De rest van de dag voeren we door de Golf van Suez. Aan stuurboord zagen we de rotsachtige kust en de bergen van Egypte en aan bakboord zagen we bergen van Arabië. Na de middag zagen we ook de berg Sinaï, bekend uit de bijbel. Het werd nu ook behoorlijk warmer zodat het zomertenue aan mocht. Tegen de avond kwamen we in de Rode Zee.

De twee dagen hierna was er niet veel te zien. We passeerden wel vier Nederlandse schepen, waaronder een paar troepentransportschepen, die we met veel gejuich over en weer begroetten. Een van die troepentransportschepen was de "Waterman", het zusterschip van de "Zuiderkruis". We wisten toen natuurlijk nog niet, dat diezelfde "Waterman" ons ruim twee jaar later weer naar huis zou brengen. De "Zuiderkruis" en de "Waterman" waren beide zogenaamde Liberty-schepen. Ze waren aanmerkelijk sneller dan de andere troepenschepen. We liepen intussen ook al in tropenkleren. Het was woensdag, 10 maart, die avond begon het al donker te worden en zagen we een klein bergachtig eilandje. We zagen echter alleen het donkere silhouet en het licht van de vuurtoren.

Donderdag 11 maart '48: Er kwam wat meer leven in de brouwerij. Voor de middag zagen we de Arabische kust met daarvoor een aantal kleine rotsachtige eilandjes. Om ongeveer twaalf uur waren we in Aden, en meteen krioelde het weer van de Arabieren en kleine zwarte jongetjes rondom het schip. In tegenstelling tot Port Saïd, waar helemaal geen sigaretten verkrijgbaar waren, werden hier vrijwel uitsluitend sigaretten te koop aangeboden, zoals Gold Flake, Player en het merk Graven "A". Ik heb vijfhonderd stuks Player gekocht voor twintig gulden. Die zwarte jochies rond het schip, zwommen als vissen, als je een zilveren geldstuk in het water wierp dan doken zij het op, zinken munten wilden ze niet.

De stad Aden ligt prachtig tegen en op de bergen en was een schitterend schouwspel, waarvan ik ook enkele foto's heb genomen. Toen we die avond om tien uur gingen slapen, lagen we nog steeds in Aden, maar toen we de volgende morgen opstonden waren we alweer in volle zee. Er was nergens land te zien die dag en heb ik een mooi boek uit de bibliotheek gelezen, getiteld: In stilte getrouwd, het was een prachtige en ontroerende roman. Tot onze vreugde konden we die middag onze Europese kleren inleveren. Er stond een lekker briesje, zodat het niet zo heet was. Als je tenminste aan dek was, beneden was het smoorheet. We kregen op 12 Maart ook voor de eerste keer pilletjes tegen malaria, deze stonden daarna elke dag op het menu. Dat was niet bepaald een lekkernij.

Van het daarop volgende weekend is niet veel te vertellen. Zaterdag hadden we 's avonds film en zondagmorgen ben ik naar de kerk geweest. Maar toen werd het maandag en op die maandag hebben we iets gedaan, wat de meesten van ons nog nooit eerder hadden gedaan. Het was wasdag en iedereen moest zijn eigen kleren wassen! 's Middags passeerden we nog een vrachtboot van de Rotterdamse Lloyd.

Na een rustige, snikhete dinsdag is het woensdag 17 maart. Dit zou een erg interessante dag worden, want we mochten namelijk met een paar man een kijkje op de brug nemen! We zagen daar diverse instrumenten, kompassen, de radarinstallatie, het peiltoestel en ook een hele serie vlaggen. Die vlaggen waren allemaal verschillend en stelden elk een letter of cijfer voor. Meestal worden er drie vlaggen gehesen, die dus drie letters voorstellen. Die drie letters vormen dan weer een code en al die codes zijn terug te vinden in een dik boek. Helemaal boven in de open lucht stond nog een noodstuurinrichting. De volgende dag hebben we nog een inspectie gehad van onze etensblikken en bestek.

Zaterdag 20 maart '48: Na een stille vrijdag werd het zaterdag 20 maart. Dit was de dag dat we voor het eerst voet aan wal zouden zetten in Indië. We arriveerden toen bij het eiland Sabang en na een paar uur mochten we onder geleide aan wal. We kregen limonade en ijs en kochten bananen, apennootjes, kokosnoten en ananas. We wisten toen natuurlijk nog niet, dat die dingen daar heel anders heetten. Om twaalf uur mochten we onze eigen gang gaan. Ik ben met vijf andere jongens op stap geweest. We keken onze ogen uit! We hadden eigenlijk verwacht, dat het er veel warmer zou zijn. Het was net een mooie zomerdag in Nederland. We gingen eerst even naar een Militair Tehuis, waar we limonade hebben gedronken. Toen zijn we weer verder gewandeld, maar op een gegeven moment wisten we niet meer waar we waren. Gelukkig kwam er toen net een legerwagen aan die ons oppikte en ons trakteerde op een rondrit over het eiland. We kwamen over hobbelige bospaadjes en over hoge bergen. Het is een eiland met veel natuurschoon en vriendelijke mensen. Toen we even ergens in het gras zaten, hadden we al gauw een heel stel kinderen om ons heen, die wilden stoeien.  We hebben ons uitstekend geamuseerd!

Zondag 21 maart '48: De volgende morgen waren we alweer in volle zee, de zee was bijzonder kalm. Die dag was het Neptunusfeest, vanwege het feit, dat we de evenaar passeerden. Een aantal jongens werd door Neptunus gedoopt. Maar gelukkig was ik daar niet bij, want ze werden behoorlijk ingesmeerd met allerlei vieze troep. We zijn haast allemaal wel wat nat geworden, maar dat was niet zo erg.  We zagen af en toe ook groepjes bomen zomaar in zee. De volgende dag zagen we af en toe wat kleine eilandjes. Die avond tegen donker gingen we voor de mond van de Moesi voor anker, wachtend op de vloed. Het was toen maandag, 22 maart en we lagen daar dicht bij een lichtschip. Om maar zo weinig mogelijk te missen, ben ik die avond niet naar beneden naar bed gegaan. Ik ben aan dek gaan slapen, met mijn zwemvest als hoofdkussen.

Het Neptunusdiploma van een collega bij 5-8 RI

Om ongeveer half zes in de morgen werd ik wakker en toen ik over de reling keek zag ik, dat we al op de Moesi voeren, aan beide oevers zag ik de rimboe. Het was echter nog te donker om iets te kunnen zien, zodat ik eerst naar beneden ging om me te wassen. Toen ik weer boven kwam, was het intussen licht geworden en wat ik toen te zien kreeg, is niet te beschrijven. De "Zuiderkruis" voer langzaam stroomopwaarts en aan weerszijden gleed het oerwoud aan ons voorbij. Wie dat niet zelf heeft meegemaakt, heeft geen idee van de indruk, die dat op je maakt, de mooiste film is niet in staat je dat zo te laten beleven als de werkelijkheid. Ik heb geloof ik tijdens mijn verblijf in Indië niet één keer weer datzelfde gevoel van betovering en verrukking gehad, als toen op die vroege dinsdagmorgen bij de overweldigende aanblik van de ongerepte schoonheid van dat tropische woud.

Toen we wat verder kwamen, zagen we zo nu en dan langs de oever kleine groepjes inlandse hutjes. In het water lagen enkele kleine prauwen aan primitieve aanlegsteigertjes te dansen op de golfslag van de "Zuiderkruis". Later kwamen we langs het oliecentrum Pladjoe, daarna werden al snel de trossen uitgegooid en kwam de "Zuiderkruis" aan een kade te liggen. De 3e compagnie ging hier van boord, daarna was het nog ongeveer tien minuten varen naar Palembang en gingen ook wij van boord. Gelukkig hoefden we onze plunjezakken niet zelf van boord te dragen en eenmaal aan wal werden we met vrachtauto's afgevoerd naar onze voorlopige plaats van bestemming: Bagoes Koening. Dat ligt ongeveer zeven kilometer van Palembang en drie kilometer van Pladjoe.

Het is ongeveer een half uur lopen van ons kamp naar een Europese wijk, toen we hier aankwamen bekeken we ons nieuwe onderkomen met lichtelijk verbaasde blik. Het ding was aan alle kanten open, hetgeen natuurlijk wel lekker luchtig was, maar nadat we ons geïnstalleerd hadden, viel het allemaal eigenlijk best mee. Het was wel jammer dat het bij onze aankomst donker was, want daardoor konden we niet direct op verkenning gaan. We zijn die avond nog even het dorp in geweest, in een toko heb ik wat pinda's gekocht, in ruil voor sigaretten. Toen we weer terug waren in de barak, zijn we maar direct onder onze klamboe gekropen, want het was een lange en vermoeiende dag geweest. We hadden namelijk erg veel nieuwe indrukken moeten verwerken!

De thuisreis met het s.s. "Waterman"

Het ss "Waterman" is een zusterschip van de "Zuiderkruis"

Woensdag 3 Mei '50: Vanmorgen hadden we een lezing van de Sociale Dienst, vanmiddag hoorde ik dat het ss "Hellenic Prince" is aangekomen.

Vrijdag 5 Mei '50: We hebben pech, want we gaan voorlopig nog niet naar huis, want de "Hellenic Prince" is uitgevallen.

Dinsdag 16 Mei '50: Dit werd een heel bijzondere dag voor ons! Vanmorgen deed het gerucht de ronde, dat we morgen aan boord van de "Hellenic Prince" zouden gaan, maar dat bleek later niet waar te zijn. Daarna werd er gezegd, dat we morgen aan boord van de "Waterman" zouden gaan, maar ook dat klopte niet. Want.... we zijn vanmiddag al aan boord gegaan! Nog niet het hele bataljon, we zijn nog maar met ongeveer vijftig man aan boord. Vanmiddag kwam opeens Luitenant Brouwer er aan met de mededeling, dat er al een aantal van ons al aan boord kon en daar waren wij direct wel voor te vinden. Wat we moeten doen weet ik nog niet, vermoedelijk moeten we bagage sjouwen of corveedienst doen. Vanmiddag om 17.45 vertrokken we uit Tandjung Timur en om 18.45 uur gingen we aan boord.

Woensdag 17 Mei '50: We hebben het vandaag druk gehad. We moesten bijna de hele dag kisten jouwen. Die kisten moesten van vrachtauto's gehaald worden en vervolgens op netten gezet, zodat ze aan boord gehesen konden worden.

Donderdag 18 Mei '50: De rest van de jongens zijn intussen ook aan boord gekomen en vanmiddag was het dan zover. Waar we zo lang naar hadden uitgezien, werd nu werkelijkheid. We gaan varen! Op de kade had zich een grote menigte verzameld, een militair korps blies vrolijke marsmuziek en ik...? Ik kreeg een brok in de keel. Opeens vond ik het jammer om weg te gaan, in die ruim twee jaar was ik van dat prachtige land gaan houden en ik besefte nu heel goed, dat dit een afscheid voorgoed zou zijn. Toen we begin 1948 uit Nederland vertrokken, was het: Tot ziens, want we hoopten toch allemaal terug te komen, maar nu was het: Vaarwel! Na enige tijd liet het muziekkorps het Wilhelmus horen, direct daarna werden de trossen losgegooid en langzaam verwijderde de "Waterman" zich van de kade, terwijl de muzikanten weer marsmuziek speelden. Korte tijd later waren we op zee!

Bij vertrek staan er veel uitzwaaiers op de kade van Tandjong Priok

De thuisreis is begonnen

Direct de eerste dag kregen we boordgeld, elk voor vijfentwintig gulden, ook kregen we elk vijfhonderd sigaretten, Triumph en Capstan. Een paar dagen later kocht ik in de kantine nog eens vijfhonderd sigaretten, merk Capstan voor een tientje. Op 26 Mei kregen we nog eens 250 Capstan-sigaretten.

  

Het boordgeld waarmee betaald moest worden

Hierboven een boordgeldbiljetje van deze reis, met als vermoedelijke einddatum ca 12 juni. Het schip kwam dus in werkelijkheid drie dagen eerder aan, zoals uit dit verhaal blijkt.

We kregen snel slecht weer, er woei een storm op de Indische Oceaan. De "Waterman" heeft nog een omweg gemaakt om de ergste storm te ontwijken, maar dat lukte toch niet helemaal. Het schip ging behoorlijk tekeer, hierdoor waren er dan ook enorm veel zeezieken. Ik kon er vrij goed tegen, hoewel ik me toch ook niet voor honderd procent lekker voelde.

Zaterdag 27 mei '50: We passeren Kaap Quardafui op ongeveer 150 meter afstand, het was toen mooi weer en de zee was kalm.

Zondag 28 mei '50: Het is eerste Pinksterdag. De avond ervoor ben ik niet naar bed geweest. 's Avonds om half twaalf wilde ik naar bed gaan, maar het was beneden in het ruim zo snikheet, dat ik meteen weer aan dek ging. Tegen half drie was ik van plan om toch mijn bed op te zoeken, maar toen kwam net Aden in zicht, zodat ik maar aan dek ben gebleven. 's Middags om twee uur vertrokken we weer uit Aden. De volgende dag kregen we weer sigaretten, die waren in Aden voor ons ingekocht.

Bij Aden heet het s.s. "Waterman" enkele uren voor anker gelegen

Woensdag 31 mei '50: We zijn nu in Suez en de volgende dag in Port Saïd.

Vrijdag 2 juni '50: We passeren de "Zuiderkruis" op de Middellandse Zee. Het bleef 's avonds ook al langer licht, daar moesten we weer even aan wennen, want in de tropen is het 's avonds altijd om zes uur al donker.

Zaterdag 3 juni '50: We moeten aantreden in Europees tenue voor inspectie. Die avond passeerden we het eiland Malta. Twee dagen later moesten we al onze tropenkleren inleveren, ik ben toen ook op ziekenrapport geweest, want ik had een ontstoken bovenkaak, mijn bovenlip was erg dik en moest spoelen met waterstofperoxide. We begonnen het intussen ook steeds kouder te krijgen.

Woensdag 7 juni '50: Vandaag zijn we de Golf van Biskaje binnengevaren. We hadden het erg koud, ik had een dikke wollen trui aan, maar toch bibberde ik van de kou. De volgende dag kregen we een aantal toespraken. Eerst van de diverse commandanten en tot slot een afscheidswoord van de gezagvoerder. Die avond hadden we ook nog een afscheidskerkdienst, 's avonds om 22.00 uur moest iedereen in bed liggen.

Vrijdag 8 juni '50: Al om 04.00 uur is er reveille en om 05.00 uur ontbijt, het duurde niet lang meer of de kust van ons Hollandje kwam in zicht. Even later naderde de loodsboot, de machines werden stilgezet en de loods kwam aan boord en verder ging het weer. Het kon ons niet vlug genoeg gaan! Weldra passeerden we Hoek van Holland en voeren we op de Nieuwe Waterweg naar Rotterdam, waar we om 7.30 uur afmeerden. Daar kregen we toen eerst nog een paar toespraken, onder andere van vertegenwoordigers van de Koningin en Prins Bernhard. Om 9.30 uur begon het debarkeren, ik had toen erge pech en door die pech ook weer geluk, ik miste namelijk mijn rugzak. Al onze bagage was in een grote hal uitgestald, mijn plunjezak was er wel, maar de rugzak ontbrak. Ik ben toen naar de commandopost van de Koninklijke Marechaussee gegaan om aangifte te doen.

Intussen was de douane bezig met steekproeven, om te kijken of we soms te veel invoerden. Nu had ik vanuit de verte gezien, dat ze bij mijn plunjezak stonden en riepen: Van wie is deze plunjezak? Ik stond nog bij die commandopost en ze waren bezig om het een en ander te noteren en dus reageerde ik mooi niet op die douane. Het duurde nogal even bij die commandopost, zelfs zo lang dat de bus nog op mij moest wachten, mijn naam was al een paar keer afgeroepen. Toen ik eindelijk klaar was, had de douane inmiddels de moed opgegeven, snel greep ik mijn plunjezak en sprong in de bus. Had ik mijn plunjezak open moeten maken voor de douane, dan hadden ze daar veel te veel sigaretten in aangetroffen. Ik was dus een kleine smokkelaar! Zodra ik in de bus zat, begon deze te rijden. In Amersfoort werd even gestopt om iets te drinken. Op de Veluwe in Epe werd de eerste passagier afgeleverd en in Hattem volgde nummer twee. Daarna zijn we kris kras door Drenthe gereden en eindelijk, om zeven uur 's avonds, was het grote moment aangebroken! 

We arriveerden in Gieterveen, maar kwamen eerst over Bonnerveen. Toen we in Gieterveen aankwamen, leek het wel Koninginnedag. Van de meeste huizen wapperde het rood-wit-blauw! Ook op de zuivelfabriek, waar ik voor mijn diensttijd op kantoor zat, had men de vlag gehesen. De bus moest verder richting Wildervank en dus zei ik de chauffeur, dat hij wel op de driesprong bij Dijkhuizen kon stoppen. Toen ik daar uitstapte, werd me direct toegeroepen de plunjezak aan de kant te leggen, want die mocht ik niet zelf dragen. Daarna liep ik naar huis, maar dat ging niet zomaar, de straat zag zwart van de mensen, je kon bij wijze van spreken over de koppen lopen. De eerste die met uitgestoken hand naar me toe kwam was Dijkhuizen, links en rechts handen schuddend naderde ik toen ons huis. Toen ik tot het huis van Martijn was gevorderd, zag ik opeens mijn keeshond Teddy langs de kant van de weg lopen. Ter ere van mijn thuiskomst had hij een oranje strikje om zijn hals. Zachtjes noemde ik zijn naam: Teddy. Verwonderd keek hij om zich heen. Nog een keer zei ik zachtjes: Teddy en toen had hij het door dat ik het was!
Dol van vreugde kwam hij naar me toe, jankend en blaffend sprong hij tegen me op. Direct daarna ging hij op zijn rug liggen draaien en meteen sprong hij ook weer op, het was werkelijk heel ontroerend. Daarna ben ik samen met Teddy verder gelopen.

Voor ons huis aangekomen, moest ik wel even weer blijven staan om de versiering te bewonderen. Om bij de voordeur te komen, moest ik onder een fraaie ereboog door. In die ereboog ontbraken de elektrische lampjes niet, dat was van Vader natuurlijk ook niet anders te verwachten. Boven de ereboog bevond zich een soort lichtbak met de woorden Welkom Thuis en vlak onder de nok van het dak hing tegen de gevel een grote W van gekleurde lampjes. Boven op de nok van het dak stond nog een lange buis met vier ronde lampen, zo groot als voetballen, boven elkaar in de kleuren oranje-rood-wit-blauw. Dit had ik allemaal niet verwacht, het was overweldigend! Toen ik eindelijk naar binnen ging, stond de familie mij in de kamer op te wachten. Dat was mooi, want nu kon de eerste begroeting binnen plaats vinden. In de kamer waren, net als bij een bruiloft, lange tafels en klapstoelen neergezet. De hele avond was het een drukte van belang. Het leek wel of heel Gieterveen uitliep om mij te begroeten. Tot een uur of twaalf was de kamer propvol! Van de buren kreeg ik ter verwelkoming een zilveren dasspeld en een gouden monogramring! Mijn grote voorraad Engelse sigaretten kwam nu goed van pas. 's Nachts om twee uur lagen we eindelijk in bed.

En hiermee ben ik dan aan het eind van mijn dagboek gekomen. Ik heb nu nog een maand verlof, tijdens dat verlof heb ik vrij reizen per trein en bus door heel Nederland. Na die maand verlof moet ik me melden in het demobilisatiecentrum in Amersfoort en daarna ben ik weer burger. Mijn rugzak is ook terecht gekomen, die werd me na een paar weken per post nagestuurd.
Of ik radiotelegrafist zal worden bij de luchtmacht weet ik nog niet. Ik ben op de wachtlijst gezet.

Dit verslag is geplaatst met toestemming van dhr. W van Dam.