Met het Kennemerbataljon (2-4 RI) naar Nederlandsch-Indië
Een militair verstuurde kaart van het m.s. "Alcantara" toen nog met twee schoorstenen
Wat er allemaal aan voorafging
Nederland bevrijd….
De Nederlandse regering realiseerde zich eind 1942 dat het tijdstip van de bevrijding in Europa niet gelijk zou zijn met die van Azië. Europa zou vermoedelijk eerder bevrijd worden en de troepen die Nederland dan zou kunnen inzetten voor de bevrijding van Nederlands-Indië waren alleen het restant van het KNIL dat in 1942 wist uit te wijken naar Australië en dat zou op militair gebied ongetwijfeld problemen opleveren. De Nederlandse regering die vanwege de oorlog naar Londen was uitgeweken vroeg zich af hoe zij een Expeditionaire Macht (EM) kon voorbereiden om op kort termijn aan de strijd van een herbezetting van Ned. Indië deel te nemen.
Eind 1942 werden er plannen gemaakt om na de bevrijding van Nederland de reeds geoefende jongste lichtingen van vóór de bezetting op te roepen en daar 15 bataljons mee te formeren. Dat hield wel in dat de Britten voor de uitrusting moesten zorgen en dat in Australië een aanvullende gevechtstraining zou volgen. Onze regering maakte in 1944 bekend dat buiten de 15 geformeerde bataljons ook 5.000 vrijwilligers (OVW'ers) naar Ned. Indië gestuurd zouden worden. Op 10 mei van datzelfde jaar kreeg de Minister van Oorlog een volmacht om OVW'ers, reservepersoneel en dienstplichtigen op te roepen voor werkelijke dienst zodra de bevrijding een feit was.
Toen het zuidelijk deel van Nederland was bevrijd, werd bekend gemaakt dat mannen zich konden aanmelden als OVW'er, zodat ze ingezet konden worden om Ned. Indië te bevrijden van de Japanse bezetter. Het eerste aanmeldingsbureau werd op 22 september 1944 opengesteld en al snel volgden bureaus in meerdere bevrijde steden. Er werden pamfletten in omloop gebracht en boeken uitgegeven om zoveel mogelijk mannen te kunnen bereiken die geïnteresseerd waren. De interesse was overweldigend, mannen gaven zich in grote getalen op en niet zelden melden complete verzetsgroepen zich in een keer aan om Indië te helpen bevrijden. Op 30 november 1944 werden er twee verschillende verbandakten uitgeroepen: De eerste was de lange verbandakte, wie voor deze verbandakte tekende kon voor onbepaalde tijd en overal ter wereld worden ingezet, wie voor de tweede korte verbandakte koos kon tot een half jaar na de bevrijding worden ingezet, maar dat dan alleen binnen Europa.
Niet alleen de Nederlandse regering wilde dat er troepen naar Ned. Indië gingen, ook de Amerikaanse Generaal Mac Arthur drong er in februari 1945 bij Nederland op aan om zo snel mogelijk minimaal 4.000 man naar Indië te sturen. Op 5 mei 1945 was de toestand in Nederland als volgt: In het eerder bevrijde zuiden is al een begin gemaakt met het formuleren van een OVW-bataljon (LIB'ers) en in het overige deel van bevrijd Nederland wachtten veel mannen op de mogelijkheid om zich aan te kunnen melden.
Leden van de B.S. in Purmerend
Het Kennemerbataljon in wording
Zaterdag 5 mei 1945: De Binnenlandse Strijdkrachten in Haarlem en omstreken is na de bevrijding meteen bovengronds gaan werken en handhaafde vanaf toen de orde in Zuid-Kennemerland, registreerde opgepakte gevangenen en verzorgde de werving van oorlogsvrijwilligers. Veel leden van de BS hadden in de oorlog al afgesproken dat ze zich zouden aanmelden als OVW'er om mee te kunnen helpen met de bevrijding van Nederlands-Indië.
Net als bij andere aanmeldbureaus kwamen ook in Haarlem problemen voor bij de inschrijving. Leden van verzetsgroepen hadden er geen rekening mee gehouden dat de regering een leeftijdsgrens van 18 tot 36 jaar had ingesteld voor het aanmelden van OVW'ers en dat bij een leeftijd onder de 21 jaar toestemming van beide ouders nodig was. Deze criteria leverden dus ook voor verzetsgroepen uit Haarlem de nodige problemen op. Dankzij protesten en het medeleven van veel mensen werden jongens van 16 en 17 jaar, die toestemming van hun ouders hadden, oogluikend toegelaten. Ook de limiet van 36 jaar werd in sommige gevallen overschreden, maar doorgaans werd daar streng op gecontroleerd. Vandaar dat mannen op illegale wijze toch toelating voor elkaar probeerden te krijgen.
Zaterdag 31 mei 1945: Vier weken later bevond een administratieve ploeg van voormalig B.S.-leden zich in de gebouwen van de psychiatrische inrichting voor vrouwen ‘Huize Sancta Maria’ te Noordwijkerhout, kortweg 'De Sancta' genoemd. Deze administratieve ploeg had opdracht om de foerage voor te bereiden voor de ontvangst van aspirant-militairen. Dat betekende in de eerste plaats onderdak regelen voor al deze mannen en dat was op zo'n groot terrein als 'De Sancta' geen enkel probleem.
De eerste oorlogsvrijwilliger die naar 'De 'Sancta' kwam was Jaap de Witt Hamer, afkomstig uit de ondergrondse ploeg Haarlemmermeer/Halfweg. Jaap de Witt Hamer had geregeld dat zijn ploeg, gestart in de suikerfabriek in Halfweg, daar geconcentreerd gelegerd zou worden. Deze latere 1e compagnie heeft in al de jaren van haar bestaan 'De Bietenbak’ als bijnaam behouden, de plek waar die werd opgericht. De afspraak was dat andere compagnieën zouden volgen en beetje bij beetje gebeurde dat ook.
Krankzinnigengesticht Huize Sancta Maria in Noordwijkerhout werd kortweg 'De Sancta' genoemd
Ongezellig was het bepaald niet op 'De Sancta', tot in lengte van dagen circuleerden er verhalen over de gezellige en vriendelijke verpleegsters van 'De Sancta. Vooral voor de heel jonge jongens die voor het eerste van huis waren bleken zij een grote steun. De sfeer onderling was ook prima. In die periode waren er nog maar weinig patiënten in het pand aanwezig, zodat de meeste vetrekken meteen in gebruik genomen konden worden. Huisvesting was dus geen probleem, maar het organiseren en aanvoer van eten, militaire kleding en schoeisel wel. Vooral uniformen waren een groot probleem, heel wat mannen hadden alleen de armband van de BS en de kleding die ze dagelijks droegen. Ondanks de enorme inspanning kon aan de vraag naar voldoende uniformen op kort termijn geen antwoord worden gegeven.
Een non en enkele bewoners van Huize Sancta Maria fungeren als keukenhulpje
Tijdens hun verblijf op 'De Sancta' werd er vooral geëxerceerd en bij sommige jongens moest dat zelfs op blote voeten gebeuren, want ook schoeisel was er onvoldoende. Voor zover er oefeningen waren was dat het illegaal gooien van handgranaten en schietoefeningen in de duinen bij Noordwijkerhout. Dat handgranaatwerpen had ook zijn voordelen, want een aspirant-militair leerde niet alleen hoe hij granaten moest gooien, er werden meteen achtergebleven mijnen mee tot ontploffing gebracht. De Duitsers die na de oorlog gevangen werden genomen moesten hun eigen mijnen langs het strand en in de duinen opruimen, maar hadden blijkbaar heel wat mijnen over het hoofd gezien. De daaropvolgende maanden zouden de aspirant-militairen ook nog aanvals- en verdedigingstechnieken in de duinen gaan oefenen.
Nogmaals enkele keukenhulpjes maar nu is die functie overgenomen door mannen van het Kennemerbataljon (links Jan Klaas de Graaf)
Maandag 30 juli 1945: Het Kennemerbataljon in wording wordt vandaag bezocht door Majoor Clutton, een Brits officier die werd toegevoegd als regionaal trainingsofficier van de Binnenlandse Strijdkrachten. Het bataljon bestond alleen nog maar uit medisch goedgekeurde en aangemelde vrijwillige leden van de Binnenlandse Strijdkrachten en viel dus onder de bevelen van de Binnenlandse Strijdkrachten. Majoor Clutton was onder de indruk van de goede sfeer die er onder de jongens heerste, hun uitstraling, efficiency en de militaire houding van deze mannen. Wel constateerde hij dat er geen uniformen waren en dat schoenen ook een ernstig probleem vormde. In een officieel rapport nam hij alles op wat de leden van dit bataljon hem vertelden, ook over de oefeningen op blote voeten door gebrek aan schoeisel en de verhalen over het opblazen van mijnen bij het handgranaatwerpen in de duinen. Hij beschouwde dat niet als een optimale voorbereiding voor militaire acties. Het aantal wapens dat ze tot beschikking hadden was bedroevend. Ze hadden dan wel een redelijk aantal buitgemaakte Duitse handgranaten en geweren met munitie, maar slechts 10 Brens, 50 stens en 25 Lee-Enfields. Het bataljon bestond op dat ogenblik uit meer dan 400 man en dan is een totaal van 85 geschikte wapens niet erg veel. Er werd wel met die buitgemaakte Duitse geweren getraind, maar echt handig was dat niet. Voor schietoefeningen kon dat nog wel, maar het had natuurlijk geen enkele zin om met die geweren vertrouwd te raken. De Engelse en Amerikaanse wapens waar ze in de toekomst mee te maken zullen krijgen zitten heel anders in elkaar en moeten dus ook anders behandeld worden.
De 2e compagnie voor 'De Sancta' waarbij veel mannen nog niet in uniform zijn gestoken
Japan capituleert
Woensdag 15 augustus 1945: Met het gooien van atoombommen op de steden Hiroshima en Nagasaki dwongen de Amerikanen Japan tot overgave. Ruim een week na het gooien van de bommen werd op 15 augustus 1945 de capitulatie van Japan wereldwijd bekendgemaakt, waarmee de omstandigheden over de gehele wereld drastisch veranderden. Nadat Japan was gecapituleerd kwam Ned. Indië onder gezag van het ‘South East Asia Command’. Hiermee kregen de Engelsen de taak om in een onrustig Indië orde en rust te handhaven en daarbij zaten zij niet op de bemoeienissen van Hollanders te wachten. Van hun kant werd er dan ook uiterst terughoudend gereageerd op de berichten dat er Nederlandse troepen naar Indië zouden komen. Ook in Australië kregen ze hun bedenkingen en begonnen ook zij zich terughoudender op te stellen. Nederland had dan wel afgedwongen dat in Australië eerst gevechtstraining gehouden zouden worden, maar of dat die afspraak nog wel door kon gaan werd twijfelachtig. Doordat Japan capituleerde vond Australië het uiteindelijk ook niet meer nodig dat er nog Nederlandse militairen naar Australië kwamen en werd het debarkeren van onze militairen bij hen onmogelijk gemaakt.
Schietoefeningen in de duinen bij Noordwijkerhout
Inmiddels waren er een aantal bataljons opgericht en in afwachting om verscheept te worden. De Nederlandse regering vond het van groot belang dat zij, als partner van de geallieerden, in Azië erkend zou worden en besloot eind augustus '45 om alles in het werk te zetten om zo snel mogelijk troepen in Ned. Indië te krijgen. In tegenstelling tot Australië waren de Engelsen vreemd genoeg wél bereid om Nederlandse troepen in hun land toe te laten voor een training en het verstrekken van een tropenuitrusting. Nederland besloot die militairen meteen vanuit Engeland door te sturen naar Indië. De weinig enthousiaste houding van de Engelsen in Indië was bij de Nederlanders wel bekend, zij waren ook bijzonder traag met het sturen van troepen naar Indië, zodat ze daar de boel niet goed onder controle kregen. Nederlanders die in Indië nog steeds in interneringskampen werden vastgehouden konden die niet verlaten, deden ze dat wel dan liepen ze grote kans om vermoord te worden door opstandelingen. Er waren heel wat Nederlanders die familie of vrienden in deze kampen hadden, zodat de nonchalante houding van de Engelsen alleen maar voor grote woede zorgde. Het besluit om zo snel mogelijk Nederlandse troepen in Indië te krijgen werd daardoor alleen maar versterkt.
Een bijkomend probleem was dat tijdens WO2 een groot deel van de Nederlandse vloot werd vernietigd, hierdoor moesten een flink aantal schepen gecharterd worden om alles en iedereen te kunnen vervoeren. Een van de eerste reizen was met het s.s. "Stirling Castle" en bij die reis ontstonden al grote politieke problemen. Het s.s. "Stirling Castle" was gecharterd bij de Engelsen en vertrok op 4 oktober '45 vanuit Liverpool naar Australië. Toen dat schip vertrok was er nog sprake van een training in Australië, maar nog tijdens de overtocht veranderden de Australiërs van mening. Het s.s. "Stirling Castle" kon nog wel Australische militairen debarkeren in Freemantle, maar kon in Sydney na veel tegenstand onverrichte zaken vertrekken. Omdat de Engelsen bang waren dat opstandelingen in Indië zich nog vijandiger zouden gaan opstellen, mochten de jongens op het s.s. "Stirling Castle" ook daar niet debarkeren. De Engelsen bleven bij hun standpunt en daardoor moest dat schip uitwijken naar Malakka. Voorlopig zou voor ieder schip met Nederlandse militairen aan boord datzelfde lot gelden.
De oprichting en organisatie van het Kennemerbataljon
Voor aspirant-militairen in 'De Sancta' verandert er voorlopig niet veel. De oprichting van het Kennemerbataljon is inmiddels een feit en werd samengesteld uit leden van de Binnenlandse Strijdkrachten uit de rayons Haarlem en Alkmaar, aangevuld met een groep OVW'ers buiten die regio. De officiële plek van legering blijft 'De Sancta' met de reserve luitenant 1e klas Chris (Christoffel) van Kammen als bataljonscommandant. Voor de trainingen worden speciaal opgeleide Engelse officieren aangesteld, maar het opzetten van een goed werkende administratie blijkt nog steeds een enorme opgave, zo ook de foerage van voedsel, kleding en andere benodigdheden. Ondanks die tekortkomingen is de sfeer nog steeds uitstekend.
Vrijdag 17 augustus 1945: Eindelijk kan vandaag de kleding verruild worden voor een Engels uniform. Al snel merken ze dat het gebruikte uniformen zijn en dat er zelfs uniformen bij zitten die deels versleten zijn. Het is helaas niet anders, maar er is nu in ieder geval wel uniformiteit in kleding. Onderkleding blijft nog wel een probleem, net als schoeisel, want alles boven maat negen is nog steeds niet op voorraad. Uiteindelijk zou na augustus de overige uitrusting ook verbeteren en in november zal deze zo goed als compleet zijn.
Kennemers gefotografeerd aan de achterzijde van Huize Sancta Maria dragen nu allemaal een uniform
Maandag 17 september 1945: Vanaf vandaag is 2-4 RI officieel gevormd. Verder zijn er voor deze dag geen bijzonderheden te melden.
Dinsdag 25 september 1945: Vanmiddag wordt er een mars gelopen, maar vanwege het slechte weer valt die letterlijk in het water. Onder leiding van Minister Lieftinck is er een geldzuivering ingevoerd en daardoor heeft iedereen vandaag een tientje aan nieuw geld ontvangen. Dat houdt in dat iedereen in Nederlander tijdelijk evenveel geld heeft om te besteden.
Woensdag 26 september 1945: Er worden vandaag wapens uitgedeeld zodat iedereen nu gewapend is. Als de wapens zijn uitgedeeld worden ze meteen onderhanden genomen en rijkelijk in het vet gezet.
Vrijdag 28 september 1945: De dagen verlopen veelal hetzelfde, met een oefening, een marsje, een parade en ga zo maar door. Vandaag wordt de kantine geopend en dat wordt gevierd met een gezellige avond.
Groepsfoto van het 1e peloton van de 1e compagnie 'De Bietenbak' tijdens een oefening in de duinen bij Noordwijkerhout
Zaterdag 29 september 1945: Vandaag, het is dus alweer meer dan 1 maand na de capitulatie van Japan, landden de eerste Engelse militairen op Java. Het is een groep van slechts 1.000 man en met zo weinig militairen kunnen ze daar natuurlijk nooit veel uitrichten. De mensen die nog altijd in Jappenkampen worden vastgehouden mogen deze niet verlaten, want er zijn veel te weinig militairen om hen te beschermen tegen de opstandelingen. Ook is het niet mogelijk om deze mensen naar minder gevaarlijke plekken te verplaatsen, want ook daar hebben ze onvoldoende mankracht voor. Het enige waar de Engelsen wel toe in staat zijn is de bestaande situatie van deze mensen onder controle houden, zodat ze in ieder geval bescherming hebben, maar nog wel onder erbarmelijke omstandigheden moeten leven.
Maandag 8 oktober 1945: Vandaag worden er de hele dag schietoefeningen gehouden, hierbij wordt over het algemeen best goed geschoten. Sinds de opening van de kantine worden er regelmatig voorstellingen gegeven, zoals toneelstukken en gezellige cabaretavonden.
Met de sten en bren oefenen in de duinen bij Noordwijkerhout, Piet Heems met de stengun
Vrijdag 19 oktober 1945: Voor de tweede keer sinds ze op 'De Sancta' verblijven wordt er een inenting gegeven, de vorige was op 9 oktober en deze is tegen de tyfus. Ze moeten zich ook gereed gaan maken voor inschepingsverlof. Dat verlof zal in delen worden uitgevoerd. Zo gaat bij de 3e compagnie de eerste groep van 20 tot 29 oktober met verlof en de tweede van 29 oktober tot 5 november.
Zaterdag 20 oktober 1945: Deze dag staat voornamelijk in het teken van het verlof, maar eerst moet er nog parade worden gelopen. Waarnemend bataljonscommandant Sijdzes neemt vandaag namelijk afscheid. Na de parade kan de eerste groep verlofgangers meteen naar huis vertrekken.
Zaterdag 17 november 1945: De afgelopen vier weken is er buiten het inschepingsverlof niet zo heel veel bijzonders gebeurt, zodat we meteen met 17 november verder gaan. Deze dag staat in het teken van een bezoek door Prins Bernhard aan het bataljon. De reveille wordt hierdoor vandaag een uur eerder gehouden dan normaal, zodat iedereen voldoende tijd heeft om zich klaar te maken voor zijn ontvangst. Om 09.00 uur staat het bataljon aangetreden. De prins arriveert keurig op tijd, zodat ze niet lang hoeven te wachten. Nadat hij het bataljon heeft geïnspecteerd is er een defilé en daarmee wordt de plechtigheid afgesloten. Na afloop is er meteen appel. Hierbij maakt de bataljonscommandant het een en ander bekend over het vertrek naar Engeland en dat ze vanaf heden tot aanstaande woensdag 12.00 uur verlof hebben. Die mededeling wordt uiteraard met veel enthousiasme ontvangen. Na het appel gaat iedereen zich dan ook meteen klaarmaken om naar huis te kunnen.
Prins Bernhard bezoekt het bataljon en ter ere van zijn bezoek is er een defilé
Donderdag 22 november 1945: Vanochtend worden er voorbereidingen getroffen voor een mars en parade die ze in Haarlem zullen houden ter afscheid van het bataljon. Om 12.00 uur vertrekken ze met trucks naar Haarlem. De mars en parade verlopen goed en onder veel belangstelling. Om 15.00 uur zijn ze weer terug in Noordwijkerhout.
Ter afscheid van het bataljon wordt er in Haarlem onder veel belangstelling een parade gehouden
Vrijdag 23 november 1945: Alle diensten verlopen weer zoals ze gewoonlijk gewend zijn. Vanochtend is er een hindernisbaan te nemen en vanmiddag wordt er weer met Duitse handgranaten gegooid. Het vertrek naar Engeland is nu officieel vastgesteld op 30 november. Dat is dus al over 1 week en daar zijn alle jongens natuurlijk blij mee.
Zaterdag 24 november 1945: Vandaag staan er enkele voetbalwedstrijden op het programma. Vanochtend wint de 3e compagnie nog ruimschoots van de stafcompagnie met 5-0, maar vanmiddag verloopt de wedstrijd heel anders voor hen, want nu verliezen ze van de 2e compagnie met 4-1. Vanaf vandaag 12.00 uur mag niemand nog de gemeente Noordwijkerhout verlaten en dat zal ongetwijfeld met het komende vertrek te maken hebben. In plaats daarvan wordt er nog wel een gezellige cabaretavond in de kantine gegeven.
Maandag 26 november 1945: Veel diensten worden momenteel niet meer gedaan en dan is maar goed ook, want de jongens kunnen die tijd nu veel beter gebruiken om alles in orde te maken voor het vertrek.
Dinsdag 27 november 1945: Vandaag zijn de finalewedstrijden voor het voetbal waarmee ze zaterdag zijn begonnen. De topper voor vandaag is de wedstrijd tussen de 1e en de 2e compagnie, die met 4-3 door de 2e compagnie wordt gewonnen. De troostprijs gaat dus tussen de 3e en de 4e compagnie en deze wedstrijd wordt door de 4e compagnie met 1-0 gewonnen.
Donderdag 29 november 1945: Omdat er om 11.00 uur een paar officieren worden beëdigd, hebben ze om 08.45 uur eerst een proefparade. Deze oefening verloopt naar behoren, zodat iedereen om 11.00 uur met een gerust gevoel kan aantreden. Vanmiddag wordt er in de kantine een spannende film gedraaid. Die film wordt met een reden vanmiddag al gedraaid, want vanavond moeten alle spullen ingepakt worden en gereedgemaakt voor verstrek. Morgen is het namelijk de dag dat ze naar Engeland gaan.
Het vertrek naar Engeland
Vrijdag 30 november 1945: Nadat het vertrek al vele keren werd uitgesteld gaan ze nu dan eindelijk weg. Een bijkomend voordeel is dat ze vandaag kunnen uitslapen tot 09.00 uur. Na het ontbijt worden door een aantal jongens de lunchpakketten voor onderweg klaargemaakt en dat klusje neemt de rest van de ochtend in beslag. Om 14.00 uur is het dan zover, ze moeten aantreden voor vertrek.
Met een zware last op hun rug lopen ze naar de gereedstaande trucks.
Om 15.00 uur zit iedereen in de trucks en worden ze naar het station van Leiden gebracht. Als ze daar op het perron staan, moeten ze nog tot 18.45 uur wachten voordat er een trein arriveert. Nadat om 21.00 uur alles en iedereen een plekje in de trein heeft gevonden, komt deze al fluitend en stoomafblazend in beweging. Bij het perron zijn heel wat familieleden en vrienden bijeengekomen om de jongens, ondanks dat dit door hogerhand werd afgeraden, te komen uitwuiven.
Wachtend op het perron van Station Leiden om eindelijk de trein in te mogen
Hoera de reis is begonnen! Wel jammer dat er in de wagons niet voldoende ruimte voor iedereen is om fatsoenlijk te kunnen zitten, sommige jongens hebben hun heil zelfs in de bagagerekken gezocht om wat extra leefruimte te creëren. De sterk verouderde wagons hebben houten banken en sommige ramen zijn ook nog eens stuk, zodat het gure novemberweer vrij spel heeft. Er is geen verlichting en een deel van de jongens zit in wagons die veel van veewagens weghebben. Tijdens het eerste deel van de reis gaat alles nog gemoedelijk, er wordt veel gezongen en gelachen, maar die vrolijkheid duurt niet heel lang. Verkleumd door de kou moet iedereen zijn uiterste best doen om zich toch een beetje comfortabel te voelen. Het spoorwegennet is door de oorlog in zeer slechte staat, zodat er een enorme omweg gemaakt moet worden om in Oostende te komen. De reis gaat als volgt, vanuit Leiden rijden ze eerst naar Haarlem en Amsterdam, dan via Utrecht en Geldermalsen helemaal naar Nijmegen, om vervolgens over den Bosch en Breda richting Roosendaal te rijden en dan zijn ze nog altijd in Nederland.
Doordat het afgelopen nacht niet erg donker was hebben ze de vernielde Waalbrug en de verwoestingen in Nijmegen heel goed kunnen zien. De reis begon al vrij snel met problemen want het achterste deel van de trein kwam even voorbij Haarlem ineens tot stilstand. De koppeling tussen twee wagons brak af, de machinist merkte niets zodat het voorste deel gewoon naar Amsterdam reed. Hierdoor moest de trein dus terug richting Haarlem om na de reparatie de reis weer met iedereen voort te zetten. Vanwege de kapotte koppeling en de hopeloze organisatie bij de Nederlandse Spoorwegen hebben ze vannacht drie uur vertraging opgelopen.
België (Oostende)
Zaterdag 1 december 1945: Vanochtend om 07.30 uur hebben ze dan eindelijk de grens met België bereikt. Vanaf daar gaat de reis via Antwerpen langs Gent en Brugge en om 12.00 uur bereiken ze met het havengebied van Oostende hun bestemming. Ook in België zijn erg veel verwoestingen, in Antwerpen liggen complete wijken in puin veroorzaakt door Duitse vliegende bommen, de V1 en V2. Ook buiten de stad Antwerpen zijn veel kraters te zien en in Oostende ligt ook heel veel in puin. In de haven van Oostende hadden de Duitsers een enorme bunker voor duikboten, maar die ligt er nu bij alsof het als een kaartenhuisje ineen is gestort. Engelse bommenwerpers hebben hier dus goed huisgehouden, want zelfs in de massief betonnen kademuren zijn gaten geslagen die wel twee tot vier meter breed kunnen zijn.
Aankomst op het station van Oostende waar enkele officieren nog even snel overleg plegen
De oversteek met het s.s. "Prinses Astrid"
Het s.s. "Prinses Astrid" tijdens het embarkeren, rechts met pukkel is Kapitein Dieperink en zicht op het sloependek
Vanaf nu verloopt alles voorspoedig. Als ze om 12.30 uur aan de kade komen ligt de "Prinses Astrid" al klaar, zodat alle 801 manschappen in een kwartier aan boord zijn en om 13.15 uur al kunnen vetrekken. Eenmaal aan boord hebben ze eindelijk de gelegenheid om wat uit te rusten van de vermoeiende treinreis. De oversteek naar Engeland is niet erg spannend, het zicht is niet zo goed, maar de zee is gelukkig kalm, zodat er maar weinig jongens zeeziek zijn. Aan boord zitten ook leden van de Royal Air Force. Om 15.00 uur worden de lunchpakketten uitgedeeld, die prima smaken.
Omdat op de Noordzee nog niet alle zeemijnen zijn geruimd is het tijdens de overtocht verplicht om een zwemvest te dragen
Als om 17.00 uur de Engelse kust in zicht komt staat iedereen aan de reling, want de kust bij Dover ziet er schitterend uit. Loodrecht rijzen de witte krijtrotsen tot soms wel 40 meter uit de zee omhoog. Op die rotsen staan huisjes met rode daken en iets verderop in het groene landschap zijn een molen en enkele prachtige kastelen te zien.
Een passerend schip op Het Kanaal vlak bij Dover
Tegen een berghelling ligt Dover erbij als in een sprookje, vooral als in het donker alle lichtjes brandden. Om 18.15 uur vaart het s.s. "Prinses Astrid" het havengebied van deze stad binnen en meert aan. Hier in de haven valt het verschil in temperatuur al meteen op. Tijdens de reis door Nederland en België was het nog heel koud, het heeft zelfs gevroren en nu ze hier in Engeland zijn voelt het juist zo zacht aan.
Na eerst wat te hebben gegeten lopen ze naar het station en stappen op de trein die om 20.30 uur Engelse tijd vertrekt. In de luxe eersteklascoupés van deze trein kunnen ze gelukkig wel heerlijk slapen. Als om 01.30 uur de trein met horten en stoten tot stilstand komt wordt iedereen meteen wakker, maar waar ze nu zijn dat weten ze niet. De rit is blijkbaar ten einde want iedereen moet de trein verlaten en de reis gaat vanaf hier te voet verder. Gelukkig worden de plunjezakken in trucks geladen, zodat die zware last niet door hen meegesjouwd hoeft te worden. Na een nachtelijke wandeling van meer dan 1 uur komen ze bij een kamp aan waar ze de komende tijd zullen verblijven.
Engeland (Easthampstead Park-Camp)
Zondag 2 december 1945: Op dit tijdstip van de dag is er op het kamp niet veel te zien, er staan een aantal van die halfronde nissenhutten en dat is het zo'n beetje. Deze nissenhutten zijn opgebouwd uit dubbele plaatijzeren golfplaten. Iedere compagnie krijgt zes hutten tot haar beschikking die drie bij drie tegenover elkaar staan opgesteld. Na eerst wat te hebben gegeten worden ze met 16 man in zo'n hut gestopt. Gelukkig hebben ze hier behoorlijke bedden met springveren matrassen en zonder nog verder te kijken kruipt iedereen meteen onder de wol. Dat is ook wel logisch want het is inmiddels 04.00 uur in de vroege ochtend.
De halfronde nissenhutten op het Easthampstead Park-Camp
Maandag 3 december 1945: Ze slapen al snel als rozen en rond 10.00 uur worden de eersten pas wakker. Ze hoeven vandaag geen diensten te doen zodat ze deze dag mooi kunnen doorbrengen met schrijven van brieven voor thuis en het verkennen van de omgeving. Ze komen er al snel achter dat het kamp ‘Easthampstead Park-Camp’ heet en dat het ongeveer 20 minuten lopen is voordat ze in Wokingham zijn. Vlak bij het kamp staat de grootste kostschool van Engeland, die uit een heel mooi gebouw en een kasteel uit de 17e eeuw bestaat. Met zestien man in zo’n nissenhut is het goed vertoeven en daar zullen vast hele prettige uurtjes in beleefd worden. Het eten is karig, maar om de honger te stillen kunnen ze in de kantine zoveel cake en koffie kopen als ze zelf willen. Omdat er maar weinig kolen zijn mogen ze de kachel pas na 17.00 uur aanzetten en dat zal met de huidige en komende temperaturen soms bijzonder lastig zijn.
Dinsdag 4 december 1945: Er worden vandaag vijf Engelse ponden aan soldij uitbetaald. In Nederland hadden ze al 53 gulden moeten inleveren, waar ze nu dankbaar gebruik van kunnen maken. Na uitbetaling wordt meteen de kantine bestormd en slaan ze sigaretten met honderden tegelijk in. Soldij wordt hier iedere week uitbetaald en het meeste geld verdwijnt dan naar de kantine en de bioscoop, maar ze gaan soms ook winkelen in de stad. De omgeving is in een woord schitterend en heerlijk rustig. Ze hoeven hier nagenoeg geen dienst te lopen en als ze naar de stad willen worden ze voor 30 cent met een speciale bus naar Wokingham gebracht. Omdat het 4 december is wordt er alvast Sinterklaasavond gevierd in de kantine en ondanks dat dit een avond te vroeg is wordt het een hele gezellige avond.
Woensdag 5 december 1945: Doordat ze veel vrije tijd hebben bestaat het dagelijkse leven vooral uit het bezoeken van een stad. Zo gaan vandaag een aantal jongens naar Reading. Ze moeten dan eerst met de bus naar Wokingham om vandaar met een dubbeldekker in Reading te komen. Anderen geven er de voorkeur aan om te gaan dansen in Bracknell en daar valt meteen op dat de meisjes iets te overdreven zijn opgemaakt en daar moeten ze wel even aan wennen. Een ding is zeker, sinds ze hier in Engeland zijn vermaken ze zich uitstekend. Zo gaan ze de ene avond naar de kantine of een bioscoopje pakken en de volgende keer inkopen doen of foto's maken in een stad en op deze manier vermaken ze zich prima. Omdat na 18.00 uur in de stad geen straatverlichting meer brand en de etalages dan ook niet meer verlicht zijn, geeft dat een sobere en doodse indruk. De prijzen zijn ook schrikbarend hoog, in ieder geval te hoog voor een gewone soldaat om ook maar iets te kunnen kopen, of je bent meteen door al je geld heen. Afijn, dan weten ze wel meteen wat de waarde van een Engelse pond is. Vandaag werden ook de gasmaskers nog in ontvangst genomen.
Zaterdag 8 december 1945: Vandaag moeten alle barakken schoongemaakt worden, maar daarna zijn ze de rest van de dag vrij. Ze moeten wel uiterlijk 23.00 uur weer terug in het kamp zijn. Het is nog steeds alle dagen stappen en een aantal jongens hebben besloten om vandaag met de trein naar Londen te gaan. Bij Waterloo Station stappen ze uit en vandaar rijden ze met de ondergrondse naar Piccadilly Circus. Ze maken een mooie wandeling door het centrum van de stad en het valt meteen op, dat daar veel meer militairen rondlopen. Je ziet ze van allerlei nationaliteiten, Nieuw-Zeelanders, Russen, Canadezen, Amerikanen, Noren, Denen, Polen en ga zo maar even door. Ook zien ze een groep donkergetinte mannen in vliegenierskostuums, maar het is niet duidelijk waar die vandaan komen. Londen is dus duidelijk het middelpunt voor bijeenkomsten met zoveel nationaliteiten. Zelfs vrouwen en meisjes zie je hier in allerlei uniformen rondlopen. Alles bij elkaar is Londen een hele interessante stad met veel bezienswaardigheden en dat is dan ook de reden dat ze pas om 22.30 uur in het kamp terug zijn.
Zaterdag is er grote schoonmaak van de barakken
Zondag 9 december 1945: Op zondag is hier nooit veel te beleven, maar een mooie wandeling door de omgeving maken is natuurlijk altijd heerlijk. De varkens die ze hier houden zijn zwart met wit gekleurd, ook zijn hier veel bomen met tamme kastanjes te vinden waartussen tientallen grijze eekhoorntjes rondbanjeren.
Maandag 10 december 1945: Vanaf vandaag heeft de 3e compagnie corveedienst en dat houdt in dat alle jongens van die compagnie 4 dagen lang alle corveediensten en wachtdiensten moeten doen. Zo worden alleen al in de keuken 12 hulpjes aangesteld, maar er zijn zoveel taken te verdelen dat niemand bang hoeft te zijn dat hij wordt overgeslagen. Het is vandaag een drukte van jewelste op het terrein, want 1-4 R.I. is hier ook aangekomen. Dit bataljon werd in Voorschoten samengesteld en bestaat uit leden van de B.S. uit de regio Zuid Holland met hoofdzakelijk Hagenezen. Dit bataljon zal samen met 2-4 RI naar Ned. Indië afreizen. Voor de Kennemers staan vandaag enkele voetbalwedstrijden op het programma, maar verder gebeurt er niet veel.
Woensdag 12 december 1945: Voor overdag zijn er niet veel bijzonderheden te melden, vanmiddag moeten ze nog wel de wapens schoonmaken maar dat is alles. Als de leiding in de gaten krijgt dat in sommige nissenhutten de kachel toch al vóór 17.00 uur brandt, dan moeten deze voor straf ingeleverd worden. Ondanks alle protesten trekken die jongens aan het kortste eind. Voor vanavond zijn er bokswedstrijden georganiseerd, de entree is 1 penning en de opbrengst gaat naar de winnaar. Het publiek is laaiend enthousiast en als bij de laatste wedstrijd al in de eerste ronde rake klappen worden uitgedeeld is de winnaar bekend. De verliezer zou de mat dus zonder poen moeten verlaten, maar er was onderling afgesproken dat ze de winst zouden verdelen. Beiden dus blij, maar iemand moet wel een poosje met een blauw oog rondlopen.
Donderdag 13 december 1945: Deze dag staat voor een groot deel in het teken van sport. Vanochtend zijn er diverse sportactiviteiten en voor vanmiddag staat er een voetbalwedstrijd op het programma tegen de nieuwkomers van 1-4 RI. Het is een hele spannende wedstrijd die ternauwernood met 2-1 wordt gewonnen door 2-4 RI. Bij terugkomst in de nissenhut ligt de post voor hen klaar die eerder al met zakken tegelijk op het terrein werden afgeleverd.
Vrijdag 14 december 1945: Vanochtend werd er nieuwe kleding aangevoerd en vanmiddag zijn ze vooral bezig om al die goederen het magazijnen binnen te sjouwen. Vanavond gaan de jongens maar weer eens naar Bracknell om een potje te dansen en dat wordt een gezellige avond. Gelukkig zijn daar ook vanavond genoeg meisjes die bereidwillig zijn om te dansen, zodat het in ieder geval geen hengstenbal wordt.
Zaterdag 15 december 1945: Vandaag worden van de nieuwe aanvoer kleding twee paar zwarte hoge legerschoenen, linnen koppels en enkelstukken ook wel anklets genoemd uitgedeeld. Dat zijn alvast de eerste spulletjes voor het tropenuniform. Een betere pasvorm als die van Engelse schoenen bestaat niet, al is het geklap van het ijzer onder de zolen wel even wennen. Vanmiddag gaan ze een bezoekje brengen aan Reading waar enkele jongens naar de bioscoop gaan. De film heet It's a Pleasure een prachtige Amerikaanse kleurenfilm met o.a. Sonja Henie, een film die nog maar net in de bioscopen draait.
De zojuist uitgekomen Amerikaanse kleurenfilm It's a Pleasure met o.a. Sonja Henie
Zondag 16 december 1945: Ook vandaag zijn er jongens die hun vertier in Londen gaan zoeken. Om 09.30 uur lopen 5 jongens van de 3e compagnie naar Bracknell, om vandaar met de trein naar Londen te reizen. Na tien minuten wandelen passeren ze de kerk van Easthampstead waar ze regelmatig een dienst hebben bijgewoond. Als ze op het station van Bracknell zijn kopen ze een retourtje Waterloo Station en wachten op de trein. Om 10.30 uur arriveert er een trein van de Southern Railway Compagnie, ze stappen in en vallen neer op banken met heerlijk zachte kussens in een van de derde klas coupés. De stroom ontvangt deze trein op een wel hele speciale manier, die komt namelijk vanuit een rail die naast de gewone rails loopt. Als de trein het station heeft verlaten zien ze al snel het prachtige Engelse landschap en de vele kastelen die aan hen voorbijkomen. Ze passeren een aantal kleine stations en nadat ze in Ascot een tijdje stil hebben gestaan rijden ze aan een stuk door naar Londen. Bij het bereiken van de buitenwijken van Londen zien ze dat ook daar het een en ander is verwoest tijdens bombardementen. Als ze op het Waterloo Station aankomen gaan ze in een van de stationsrestauraties eerst een kopje thee drinken met een stuk cake daarbij voordat ze de stad in gaan.
Als ze het station verlaten lopen ze in de richting van de Theems die ze via de Waterloo Bridge kunnen oversteken. Vanaf de Waterloo Bridge is aan hun linkerzijde de Big Ben goed te zien en de Tower Bridge aan hun rechterzijde en deze is ondanks de grote afstand ook nog goed te zien. Ze besluiten om de Tower Bridge te gaan bezoeken. Onderweg naar deze toch wel bijzondere brug passeren ze de St. Paul’s Cathedral die aan een groot plein staat en deze schitterende kathedraal bezichtigen ze natuurlijk ook voordat ze verder gaan. Als ze de kathedraal verlaten vragen ze meteen naar de kortste route om de Tower Bridge te bereiken en na twintig minuten wandelen zijn ze daar. Bij de Tower Bridge staat een fotograaf die graag een foto van hen wil maken en deze binnen enkele minuten kan ontwikkelen. De jongens vinden dat een prima idee en laten er meteen een maken. Die foto is inderdaad in enkele minuten ontwikkeld, de kwaliteit kan je gerust slecht noemen en de prijs dramatisch hoog. Voor die 6 shilling hadden ze wel wat beters verwacht.
Uitstapje in Londen met de foto bij de Tower-Bridge en nagetekend door Hans Ploeg van de 3e compagnie
Na een poosje rond te hebben gekeken verlaten ze de Tower Bridge aan dezelfde kant van de rivier om de stad verder te ontdekken. Op goed geluk pakken ze een tram in de hoop midden in het centrum uit te komen, maar ze hebben al snel in de gaten dat deze tram niet die richting heen rijdt. Om niet al te ver af te dwalen stappen ze snel uit en lopen het hele stuk weer terug. Als ze op een gegeven moment in de buurt van Victoria Station lopen nemen ze de ondergrondse en rijden naar St James Park om daar de Big Ben en Westminster Abbey te gaan bezoeken. De Westminster Abbey is net zo indrukwekkend als de St. Paul's Cathedral en als ze bij de Big Ben staan zien ze dat de enorme wijzerplaten van de klokken van wit marmer zijn gemaakt. Hun volgende doel is Buckingham Palace, maar vanavond zullen ze de Big Ben nogmaals zien, maar dan verlicht en dan ziet hij er nog mooier uit. Op weg naar het Koninklijk paleis lopen ze door het St James's Park, dat is een park met een reusachtig lange vijver en als ze het park verlaten zijn ze meteen bij het paleis. Ze komen heel toevallig op het tijdstip aan dat de wisseling van de wacht wordt uitgevoerd en dat is leuk om mee te maken.
Omdat ze honger beginnen te krijgen verlaten ze het plein bij Buckingham Palace en nemen om 17.00 uur de ondergrondse naar Piccadilly Circus. Piccadilly Circus is een plein met enorm grote lichtreclames en heel wat uitgaansgelegenheden in de omgeving. Ze kijken wat rond en zoeken een geschikt restaurantje om wat te eten. Als ze die hebben gevonden bestellen ze een huzarensalade die ze zich goed laten smaken. Als ze weer buiten zijn hebben ze tot 21.00 uur de tijd om nog rond te kijken. Zodoende wandelen ze een poosje door de prachtig verlichte straten, bekijken etalages en lopen een pub binnen om een biertje te drinken. Daarna is het zo langzamerhand wel tijd om de ondergrondse naar Waterloo Station te nemen en daar de eerste de beste trein naar Bracknell te pakken. Zo beleven vijf kameraden een dag om nooit te vergeten.
Maandag 17 December 1945: Vandaag gaan ze voor de verandering maar weer eens een stad bezoeken, maar nu blijven ze in de buurt van Easthampstead en gaan het iets zuidelijker gelegen Crownthorne bezoeken. Een stad kan je het niet echt noemen het heeft meer van een dorp weg. De een hoopt daar vertier te vinden en een ander gaat er doelbewust inkopen doen.
Dinsdag 18 December 1945: Het is een sombere dag, het regent al door waardoor alles in een modderpoel veranderd. Bijna de hele ochtend hebben ze op de schietbaan doorgebracht en dat is geen pretje met dat rot weer. Vanmiddag krijgen ze eerst les in mortierschieten en daarna worden er alweer kledingstukken voor de tropenuitrusting uitgedeeld. Dit keer zijn dat twee overhemdjassen, twee korte en een lange broek en een stel ondergoed. Prachtig mooi spul allemaal. Ter afsluiting van de middag moeten ze ook alle wapens nog schoonmaken en controleren of alles oké is voor een volgde oefening. Hoewel, als ze straks met dit verouderde spul de rimboe ingestuurd worden, dan zullen ze niet ver komen. Na het avondeten besteden ze een deel van de avond met het passen van de nieuwe tropenkleding en met wat vertier zoeken in de kantine.
Hoofdweg die door Easthampstead Park-Camp loopt met links Bataljonscommandant Chris van Kammen
Woensdag 19 December 1945: Deze ochtend staat hoofdzakelijk in het teken van exercitie en vanmiddag gaan ze naar Aldershot voor schietoefeningen. Ze hebben daar een schietbaan die voor allerlei soorten wapens gebruikt kan worden, zelfs voor het schieten met vliegtuigen en tanks. Bij terugkomst in het kamp was er ook nog een leuk voorvalletje: Bij de poort stond een Engels meisje op een van onze jongens te wachten. Die jongen had eerder al beweerd dat hij er heel veel voor over zou hebben om de Engelse taal beter te leren kennen, maar toen hij na een poosje terugkwam waren zijn lippen en wangen helemaal rood van de lippenstift. Nou je begrijpt wel hoe dat bij de rest overkwam, iedereen stond natuurlijk meteen te bulderen van het lachen.
Donderdag 20 December 1945: Vanochtend wordt er een parade gehouden omdat Prins Bernhard op bezoek komt. Wel typisch want nog niet zo heel lang geleden op 17 november heeft hij het Kennemer Bataljon ook al bezocht, maar dat was toen ze nog in Nederland waren. Ook dit keer is de prins keurig op tijd, zodat de parade al vrij snel kan beginnen. Het beroerde bij een parade is dat je altijd lang moet wachten voordat het officiële gedeelte begint, want dan moet je al die tijd met je geweer in de houding staan. Nadat de prins is toegesproken neemt hij zelf het woord, maar voordat hij begint laat hij iedereen wel 'Op de plaats rust' staan. Daarna houdt hij een korte toespraak en vertrekt vervolgens met een paar hoge heren van het plein om enkele gebouwen te bezoeken. De jongens kregen naderhand van een kok te horen dat de prins ook bij hem in de keuken is geweest, in de pannen had gesnuffeld, de ballen gehakt zag sudderen, er één uithaalde en hem vervolgens goed liet smaken.
Ook in Easthampstead Park-Camp wordt het bataljon vereerd met een bezoek van Prins Bernhard
Vanavond is het de beurt aan de 3e compagnie om naar de film te kunnen. De film heet 'Vrij en Onverveerd' en die titel verwijst naar een regel uit het Wilhelmus. De film is dit jaar vervaardigd en gaat over Nederland in oorlogstijd. Het is een documentaire die een chronologisch beeld schetst over de Tweede Wereldoorlog. Aan bod komen de Nederlandse militairen en hun bijdrage aan de strijd, de beleving van de bevolking tijdens die strijd en de rol van het Koninklijk Huis. Het Britse Paramount News draagt de film dan ook op aan het Nederlandse volk en zijn strijdkrachten.
Vrijdag 21 t/m maandag 24 december 1945: De afgelopen vier dagen zijn verlopen zoals ze dat gewend zijn. Dat zijn de dagelijkse uitjes, het exerceren, diensten lopen, brieven schrijven en ga zo nog maar even door. Het is wel jammer dat veel jongens door hun geld heen zijn, het wordt dus zo langzamerhand tijd dat ze soldij ontvangen.
Dinsdag 25 december 1945: Afgelopen zondag hebben ze de hutten versiert voor het aanstaande Kerstfeest en om middernacht is het dan eindelijk zover. Klokslag 00.00 uur wordt in een van de eetzalen met een indrukwekkende nachtmis begonnen. Deze geïmproviseerde kerk is versierd met hulst en dennengroen en naast het altaar staat een kerstkribbe opgesteld. Het aanwezige koor zingt prachtige kerstliederen met een harmonium als begeleiding. Voor de meesten is het hun eerste Kerst in den vreemde en als je van huis weg bent dan besef je pas goed wat dat betekent. Na de kerkdienst krijgen ze een eenvoudige maar overheerlijke kerstmaaltijd opgediend. Het grappige daarbij is dat dit keer de rollen zijn omgedraaid, want nu zijn het de officieren die de jongens moeten bedienen en dat wordt natuurlijk gewaardeerd.
Kerstversiering in de nissenhut met v.l.n.r. K. Slot, W. Coenen, Eljo Smit, Gerrit Snieder, S, Hiemstra, Piet Warmerdam, Cor Swagerman en Mart van Etten
De Kerstsfeer is duidelijk te merken in een van de versierde nissenhutten
De laatste dagen die ze in Engeland zijn worden overheerst door enorme regenbuien die als maar voortduren. Het terrein op het Easthampstead Park-Camp is daardoor binnen de kortste keren in een modderpoel veranderd. Waar je ook loopt het maakt niets uit, je zakt gewoon tot aan je enkels in de modder weg. Als je naar de kantine of eetzaal wilt dan zitten je schoenen iedere keer onder die baggerzooi. De laatste dagen die ze in Easthampstead verblijven worden daardoor vooral gevuld met het lezen van boeken en het schrijven van brieven voor het thuisfront.
Vrijdag 28 t/m zaterdag 29 december 1945: Vrijdag kunnen ze dan eindelijk hun lompe en verouderde Winchester-geweren inruilen voor de nieuwe Lee-Enfields en dat is een hele verbetering. Zaterdagochtend krijgen de jongens van de inlichtingendienst te horen dat ze binnenkort zullen vertrekken, zodat deze dag voor het grootste deel wordt benut met het inpakken van hun spullen. De avond wordt gebruikt om het vertrek te vieren en dat doen ze door de boel eens goed op stelten te zetten. Er wordt heel veel gelachen, luidkeels gezongen en met stokken op bussen getrommeld. Om 22.00 uur zijn ze dusdanig uitgeput dat ze hun bed induiken.
Groepsfoto voor de nissenhutten van Easthampstead Park-Camp
Zondag 30 december 1945: Vandaag gaat het dan toch gebeuren, de laatste spullen zijn ingepakt en brieven op de post gedaan. De reislust wordt door een paar jongens op een hele merkwaardige manier geuit op het interieur van hun nissenhut. Enkele kribben worden vakkundig uit elkaar getrapt en als daarbij ook de kachel omdondert is de chaos compleet. Dat dit voorval een staartje krijgt zal duidelijk zijn. Vanavond om 22.30 uur is het moment daar, ze moeten aantreden voor vertrek. Het is op dat tijdstip niet alleen donker maar ook mistig en het vriest, zodat de wegen plaatselijk glad zijn. Het eerste deel van de reis gaat te voet en ondanks de zware bepakking gaat dat met luid gezang. Er zit een lekker gangetje in en na anderhalf uur, dat is rond het middernachtelijk uur, bereiken ze het station van Crownthorne. Daar moeten ze meer dan een uur wachten voordat er een trein komt. Omdat het vriest staan ze te klappertanden van de kou en daardoor raakt de goede stemming er een beetje uit. Als er dan eindelijk een trein arriveert stappen ze in en om 02.00 uur kan de reis verder. Om 02.30 uur passeren ze het plaatsje Basingstoke en daarna vallen veel jongens zo langzamerhand in slaap. Gezien het tijdstip is dat is ook wel logisch en wat moet je anders zo in het holst van de nacht in een trein die door een donker landschap raast. Het zal even voor 04.00 uur zijn geweest als ze door een reeks stotende bewegingen van de trein gewekt worden en niet veel later is dit deel van de reis ook ten einde. Ze zijn aangekomen in het havengebied van Southampton en niet veel verder ligt het 22.209 ton metende s.s. "Alcantara" al voor hen klaar. Als ze uiteindelijk op de kade voor dat enorme schip staan moeten ze toch nog een uur wachten voordat ze aan boord kunnen.
De reis met het s.s. "Alcantara" (Southampton)
Het beladen van een troepentransportschip lijkt in een film iets sensationeels te hebben, maar nu ze het zelf moeten meemaken is de lol er snel af. Eenmaal aan boord zijn ze wel blij dat ze eindelijk hun zware bagage kunnen afgooien. Eerst worden ze naar hun vaste plek in het ruim gedirigeerd, dat is de plek waar ze 's nachts moeten slapen en overdag de dagelijkse dingen kunnen doen. In dat ruim staan vaste tafels met banken en rekken voor hun bagage. Vóór aanvang van de nacht moeten ze hun hangmat met haken boven die tafels aan het plafond bevestigen om 's ochtends weer weg te halen. Dat is in het begin natuurlijk wel wennen, maar op deze manier kunnen zo'n 100 man zowel dag als nacht gehuisvest worden in een ruimte van slechts 10 bij 15 meter.
Het s.s. "Alcantara" heeft na een verbouwing nog slechts één schoorsteen
Het s.s. "Alcantara" werd in 1926 als passagiers- en vrachtschip gebouwd en behoorde toe aan een Engelse scheepvaartmaatschappij die er reizen op Zuid-Amerika mee verzorgde. In WO-2 werd het schip verbouwd tot troepentransportschip en kreeg daardoor vijf verdiepingen met ruimen die zijn ingedeeld met bakken (1) (verblijfplaats voor de militairen). Niet alleen soldaten worden in de ruimen gehuisvest, daar zijn ook kamers die als hut dienst doen. Deze hutten zijn bestemd voor officieren, onderofficieren, vrouwen, burgerpassagiers en scheepsbemanning. Alle vertrekken worden met letters aangeduid en de ruimen en bakken hebben nummers. Iedere tafel in een bak wordt een mess genoemd en is eveneens van een nummer voorzien. Aan het eind van iedere tafel/mess bevinden zich pannen, schalen en een afneemdoek. Met de schalen en pannen kan het eten voor desbetreffende tafel gehaald worden en dat moet ten alle tijden met opgave van bak- en messnummer. Zo kan de verdeling van het eten in ieder geval op een efficiënte wijze gedaan worden. Dat moet ook wel want er zijn 3.000 man aan boord en dan moet een organisatie natuurlijk wel goed werken. Tijdens WO-2 is het s.s. “Alcantara” 2 keer op een mijn gelopen, 1 keer getorpedeerd en meerdere keren gebombardeerd. Het heeft dus als troepentransportschip al genoeg meegemaakt.
(1) Met een 'bak' wordt een compartiment in het ruim van een schip bedoeld, dat is de plek waar de jongens tijdens de reis slapen en eten en zich terug kunnen trekken als daar behoefte aan is.
Het embarkeren is in volle gang en daarna is het wachten tot de trossen worden losgegooid
Maandag 31 december 1945: In dichte mist ligt de "Alcantara" aan de kade en zal voor de tweede keer Hollandse troepen naar de Oost vervoeren. De jongens die zich al aan boord hebben geïnstalleerd hangen keurig gekleed in uniform over de reling en kijken toe hoe de rest aan boord komt. In gedachten zijn ze toch ook wel een heel klein beetje bezig met het avontuur wat hen in de nabije toekomst te wachten staat. Steeds meer onderdelen melden zich op de kade en wachten ook zij op het sein dat ze aan boord kunnen. Tijdens het embarkeren worden typisch Hollandse liederen gezongen. Op zo’n drijvend dorp is natuurlijk heel veel te zien en alles is daarop nieuw voor ze.
Met het s.s. "Alcantara" gaan mee, 2-4 RI (Het 'Kennemerbataljon' totaal 766 man), I-4 RI ('De Valken' totaal 759 man) samengesteld uit OVW'ers uit het district Den Haag, 8 (IV) RS ('Het Reizende Bataljon' totaal 769 man), samengesteld met LIB'ers van het 4e Bataljon Stoottroepen, Koninklijke Marine totaal 103 man, 5 dames van de Marva (verpleging), 2 man van het NICA, 26 dames van het Nederlandse Rode Kruis, 2 man van het B.S.O. en 4 man (onbekend) die in Egypte demobiliseren. In totaal zijn 2431 man van het KNIL-leger aan boord. Buiten de Nederlandse militairen zijn er ook heel wat Engelse militairen aan boord en dan heb ik het nog niet over de bemanningsleden gehad. Alles bij elkaar zijn dat ongeveer 3000 man en dan zal het dus best druk zijn tijdens deze reis.
Als de trossen zijn losgegooid kan de reis beginnen en niet zo heel veel later varen ze al bij de monding naar open zee
Als om 14.30 uur de trossen los zijn zorgen 2 sleepboten ervoor dat de verbinding met het Engelse vasteland wordt verbroken. Het is behoorlijk koud maar wel rustig weer, dus de zee zal wel kalm zijn. Als ze het eiland Wight hebben bereikt gaat het schip voor anker omdat het moet wachten tot het hoogwater is. Wachten in Southampton zou geen goede optie zijn geweest omdat daar de havengelden nogal fors zijn. Niet zo ver van het s.s. "Alcantara" vandaan ligt ook het s.s. "Nieuw Amsterdam" voor anker, dat zojuist met repatrianten aan boord uit Nederlands Indië is aangekomen. Veel jongens nemen niet eens de moeite om naar dit imposante schip te kijken, ze zijn erg moe en willen slapen. Moe van alle opgedane indrukken haken ze hun hangmatten boven de tafels aan het plafond en ondanks die onwennige hangmatten vallen ze snel in slaap.
Jan Klaas de Graaf aan de reling bij het verlaten van de haven van Southampton
Om 23.00 uur is de waterstand blijkbaar voldoende gestegen want er komt weer beweging in het schip. Door de vele lichtjes ligt Wight er bij als in een sprookje. Nu de dag er bijna op zit moet ik het nog even over deze toch wel bijzondere dag hebben. Het is niet alleen de dag dat ze voor het eerst op zo'n enorm groot schip zijn, het is ook nog eens oudejaarsdag en daar hebben ze door alle hectiek nauwelijks iets van meegekregen. Natuurlijk is het voor de meeste jongens de eerste keer dat ze het oudejaar niet thuis vieren. Velen kunnen daar prima mee omgaan, maar er zijn ongetwijfeld ook jongens die daar moeite mee hebben. In ieder geval gaat hun gedachte dit keer wel wat vaker naar hun familie en geliefden uit, die ze nu al meer dan een maand geleden in Holland hebben achtergelaten. Spoedig zal die gedachte ook wel weer afzwakken en kunnen ze aan de reling over een oneindige zee turen en dat werkt prima om een ontspannen gevoel te krijgen. Ondanks de bedrijvigheid hadden ze een gezellige avond.
Aan boord van het s.s. "Alcantara" is de toestand verre van ideaal en met 3.000 man aan boord uiteraard overvol. Het lijkt wel of er op het hele schip geen enkel vrij plekje meer te vinden is. Vooral tijdens de eerste dagen is het eten onvoldoende en smakeloos. Zelfs reddingmateriaal is niet voldoende aanwezig en de jongens vervelen zich al vrij snel. Sommige officieren doen hun uiterste best om ze toch bezig te houden, terwijl het gedrag van andere officieren juist irritatie oproept. Het enige waar zij mee bezig zijn is irritant gedrag vertonen tegenover de meereizende dames en je kan merken dat die daar niet echt op zitten te wachten. Het verschil in behandeling van officieren en jongens is best groot en dat is niet alleen bij de jongens opgevallen, ook een onafhankelijke rapporteur heeft dit geconstateerd.
Dinsdag 1 januari 1946: De overgang van het oude naar het nieuwe jaar is aan veel jongens slapend voorbijgegaan en als ze vanochtend wakker worden zitten ze dus al meteen in het nieuwe jaar. Het eten aan boord is slecht, dit voedsel haalt het bij lange na niet bij het eten dat ze in Easthampstead voorgeschoteld kregen. Vanochtend zijn er als ontbijt twee sneetjes brood, royaal jam als beleg, een beker met pap en een gebakken vis die overigens heerlijk smaakt en daar moet je het dan wel de hele ochtend mee doen. Het middageten bestaat uit wat aardappels, een aantal gekookte koolbladeren, een paar plakken vlees en een beker met rijstepap.
Terwijl ze over Het Kanaal varen passeren ze de Kanaaleilanden Guernsey en Jersey en niet zo heel veel later passeren ze met Brest de meest westelijk gelegen stad van Frankrijk. Ze zijn dus op de Atlantische Oceaan aangekomen. Terwijl ze aan de reling over deze enorme oceaan wat staan weg te dromen naderen ze rond het middaguur de Golf van Biskaje. De jongens werden al van tevoren gewaarschuwd dat het hier op de Golf van Biskaje behoorlijk te keer kan gaan en dat blijkt dus inderdaad zo te zijn. De golfslag neemt dusdanige vormen aan dat zelfs een schip als het s.s. "Alcantara" behoorlijk begint te deinen. Zo af en toe slaan de golven tot wel vier meter omhoog en daar reageert deze schuit natuurlijk ook op. De boeg kan soms met gemak enkele meters omhoog komen, om vervolgens met veel geraas weer in haar oude positie terug te dalen. De hele middag blijft de zee behoorlijk te keer gaan en dat levert niet alleen een boeiend schouwspel op, er zijn ook jongens onwel worden. Bij de reling staan zij dan ook massaal te braken omdat ze zeeziek zijn en daarbij is heel goed te zien hoe de inhoud van hun maag aan de vissen wordt geofferd. Voor de jongens waarvan hun maag wel bestand is tegen deze woeste zee wordt vanavond om 19.00 uur een film gedraaid. Het is trouwens wel een hele vreemde gewaarwording om in een filmzaal te zitten, terwijl je niet eens fatsoenlijk op je benen kan blijven staan.
Zicht op het kraaiennest van het s.s. "Alcantara"
Woensdag 2 januari 1946: Terwijl ze vannacht op één oor lagen zijn ze de noordkust van Spanje gepasseerd en daarmee hebben ze de Golf van Biskaje verlaten. Als het schip enkele uren later langs Kaap Finisterre vaart zijn ze alweer halverwege de westkust van Spanje. Bij het wakker worden zit er niet echt vaart in het schip en wat daar de reden van is, dat weten ze niet. Het weer is in ieder geval een heel stuk aangenamer geworden, maar er staat nog wel een stevige wind en geleidelijk aan stijgt ook de temperatuur. Gisteren hadden ze nog een jas aan omdat het koud was, maar vandaag is het zonder jas prima uit te houden. De meeste jongens hebben nu geen last meer van zeeziekte, al zijn er nog wel een aantal die niet ver bij de reling vandaan zijn te vinden omdat hun maag nog van streek is. Gelukkig raken ze wel steeds meer gewend aan het deinen van het schip en dat is natuurlijk bevorderlijk om weer op te knappen.
Kaap Finisterre gelegen aan de westkust van Spanje
Om 12.00 uur wordt via de scheepsradio bekend gemaakt dat ze momenteel ter hoogte van de havenstad Porto zijn en op ongeveer 90 mijl uit de kust varen. Ook hebben ze vandaag soldij ontvangen en daarmee kunnen ze best veel kopen in de kantine en dat dan ook nog eens voor erg weinig geld. Het eten wordt gelukkig ook iets beter, al is het nog wel te weinig. De stemming onder de jongens is vandaag een heel stuk beter dan gisteren en dat zal ongetwijfeld met die storm te maken hebben. Om 17.00 uur passeren ze de Berlenga-eilanden waarop enorme rotsen zichtbaar zijn die hoog boven de zee uitsteken en om 18.30 uur zijn de lichten van de stad Lissabon al zichtbaar. Rond middernacht komen ze langs Kaap St. Vincent en dat houdt in dat ze langs het meest zuidelijke deel van Portugal varen en snel de Spaanse kust zullen terugzien.
Donderdag 3 januari 1946: Het is bewolkt en er staat een stevige wind die in de loop van de dag alleen zal toenemen. Als ze over de Golf van Cadiz varen kunnen ze de gelijknamige stad Cadiz langs de kust zien liggen, al is dat wel op grote afstand. Om 12.00 uur bereiken ze de Straat van Gibraltar, een smalle zeestraat die de continenten Europa en Afrika van elkaar doet scheiden. Aan de rechterzijde komen al snel de bergen van 'Spaans-Marokko' in zicht en vormt de stad Tanger met haar vele witte huizen een prachtig uitzicht. Niet zo heel veel later begint aan de andere zijde van deze zeestraat de meest zuidelijke kustlijn van Spanje zichtbaar te worden. Ze hebben de wind hier stevig van voren, maar door de typische golfslag vaart het schip alsof de zee rustig is en dat zorgt ervoor dat niemand zeeziek wordt.
Aan de Golf van Cadiz ligt het witte dorp Santa Maria nabij de stad Cadiz
Wanneer de kustlijn bij de Spaanse stad Tarifa begint te wijken en de zeestraat hierdoor alleen maar breder wordt komt de baai van Gibraltar met de havenstad Algeciras in beeld. Een half uur later, het is dan 13.30 uur, ligt de machtige en veel besproken Rots van Gibraltar aan hun linkerzijde. Deze rots loopt aan de kant van het vasteland schuin omhoog en is daar begroeid, vanaf de zee gezien is de rots kaal en bruin van kleur. Aan diezelfde kant is de rots voorzien van een heel groot betonnen plateau met daaronder een bassin waarin regenwater kan worden opgevangen dat als drinkwater voor het vaste land wordt gebruikt.
De Engelsen voeren sinds de 18e eeuw gezag uit over dit strategisch gelegen schiereiland, met daarop een zo goed als onneembare vesting ontstaan door een kazerne in de rotsen uit te houwen, inclusief een marinebasis. Zo kunnen ze goed controle houden over de scheepvaart tussen de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee en dat was ook tijdens WO-2 van groot belang. De Duitsers hebben diverse keren geprobeerd om de Engelsen van Gibraltar te verjagen, ondanks de vele bombardementen door hun vliegtuigen en zware kanonnen die op het Afrikaanse continent gestationeerd waren is dan nooit gelukt.
De Rots van Gibraltar
Vanuit de vesting wordt diverse keren contact gezocht met het s.s. "Alcantara" door te lampseinen en al snel begint het schip met terugseinen. Wat daar de bedoeling van is begrijpen de jongens aan de reling niet, maar het zijn Engelsen onder elkaar en zullen dus mogelijk zo groeten? Ongetwijfeld zal dit schip ook tijdens de oorlog langs dit punt zijn gevaren en zullen ze toen vast op diezelfde manier contact met elkaar hebben gezocht? Maar goed wij gaan gewoon verder met deze reis. Niet lang nadat ze de Straat van Gibraltar hebben verlaten komen er honderden bruinvissen voorbijzwemmen die regelmatig met hun rugvinnen boven de golven uitkomen, om vervolgens weer onder water te verdwijnen. Aan de Afrikaanse kust is Ceuta heel goed zichtbaar, deze stad ligt schuin tegen de donkerbruine berghellingen aangebouwd. Een stukje verder is ook nog heel even een enorme vooroverhellende berg te zien en daarna verdwijnt de Afrikaanse kust uit zicht. Vanavond wordt de film 'Bathing Beauty' gedraaid. Dat is één van de allereerste Amerikaanse speelfilms in kleur, een muzikale komedie die afgelopen jaar is uitgekomen, met in de hoofdrol Esther Williams en Red Skelton.
Vrijdag 4 januari 1946: Vannacht is er alweer een storm opgestoken en hierbij jaagt een hele fijne motregen over het dek. De druppels zijn zo klein dat je ze niet opmerkt, maar je wordt er wel kletsnat van. De zee is ruw en hierdoor zijn er ook nu weer zeezieken. Je ziet ze in alle rangen kotsend en kreunend bij de reling staan om hun maag te legen en vervolgens naar frisse lucht happen. Het schip gaat zo af en toe behoorlijk te keer, waardoor de boeg compleet onder water kan verdwijnen om vervolgens met een gigantische hoeveelheid water op het dek weer naar boven te komen. Het water loopt daarna letterlijk de spuigaten uit, maar dat water kan soms ook gerust met zo'n 20 centimeter een poosje op het dek blijven staan en dan duurt het wel even voordat alles is weggestroomd. Enkele jongens staan met veel bravoure op het voordek bij de grote lier, dat is de plek waar de schuit momenteel het meest te keer gaat. Als er dan een stortzee aan water over het dek slaat duiken ze snel achter die lier weg zodat het meeste water over hen heen raast. Mocht één van hen te laat achter die lier zijn weggedoken, dan is de kans groot dat hij met al dat water over het dek wordt gespoeld. Bij eerdere reizen is gebleken dat dit een heel gevaarlijk spelletje kan zijn, dus worden ze nu van het dek weggestuurd en mogen pas terugkeren als de storm is verdwenen.
Zowel soldaten als officieren van 4-2 RI poseren op het bovendek tijdens de doorvaart van de Middellandse Zee
Als om 11.30 uur de kracht van de storm voor een groot deel is afgenomen staan veel jongens alweer aan dek en turen naar de kust om te zien waar ze momenteel varen. Als het schip dichter langs de kust komt te varen, zien ze aan de voet van een enorme berg een havenstad liggen. Het is Algiers, een stad gelegen aan een prachtige baai en met haar typische witte huizen, moskeeën en een radiostation er bij ligt als in een sprookje. Het moet daar ongetwijfeld een hele andere wereld zijn dan de jongens zelf gewend zijn en wat zouden ze daar graag even willen rondkijken, maar dat gebeurt natuurlijk niet. Nadat de jongens dit typische schouwspel een tijdje op afstand hebben kunnen aanschouwen verlaat het schip de kust en komen ze weer op grote afstand van het vaste land te varen.
Algiers is met zijn karakteristieke gebouwen een prachtig havenstad en gelegen aan een schitterende baai
Ergens in de middag, het zal ongeveer 16.00 uur zijn, verandert een licht zeebriesje weer in een echte storm. Je zou toch denken dat je op de Middellandse Zee altijd mooi weer kan verwachten, maar dat is blijkbaar niet zo. De golven worden wilder en het schip begint weer te stampen en steunen. De voor- en achtersteven wisselen constant van hoogte en dit is nou net dat gene waar onze landrotten niet vrolijk van worden. Als het schip met zo'n hoge golf in aanraking komt, dan lijkt het net of ze met schuit en al ten onder gaan. Het schip kraakt ook nu in al haar voegen. Als de golven woest over het dek slaan dan blijft dat een boeiend schouwspel, maar het is wel verstandig om dat op veilige afstand gade te slaan. Het aantal zeezieken loopt natuurlijk weer op, al beginnen ze daar wel steeds meer aan te wennen. Belangrijk schijnt te zijn om goed te eten, of je nou trek hebt of niet, gewoon blijven eten, want de inhoud van een volle maag kan immers niet bewegen. En ja, je bepaalt natuurlijk zelf of je deze wijsheid in acht wilt nemen!
Zaterdag 5 januari 1946: Gelukkig is de wind vanochtend afgenomen, al voelt deze nu wel kouder aan dan gisteren. De lucht is weer voor een groot deel opengetrokken zodat de zon eindelijk kan doorkomen. Om 11.00 uur maakt de kust een scherpe draai landinwaarts waardoor ze weer op volle zee komen te varen. Nadat ze een poosje in zuidelijke richting hebben gevaren zien ze een enorme rots bij de kust waar dicht langs wordt gevaren. Het is Kaap Blanc dat niet zo ver van de Tunesische havenstad Bizerta vandaan ligt. Rond de klok van 12.00 uur komt Kaap Bon in beeld en dat ligt op de uiterste noordoosthoek van Tunis. Kaap Bon is de plek waar Gen. Montgomery met het 8ste leger zijn zegenrijke overwinning op de Duitsers heeft behaald. Voor de kust liggen nog steeds een aantal scheepswrakken die daar getuigen van zijn. Als om 14.30 uur het Italiaanse eiland Pantelleria in zicht komt, breekt er een hevige regenbui los en dat zorgt ervoor dat dit eiland alweer snel uit zicht verdwijnt.
Wederom enkele officieren van 4-2 RI die bij de reling staan tijdens de doorvaart van de Middellandse Zee
Vanavond treedt er een muziekbandje op die voor een hele gezellige muziekavond zorgt. Ze spelen allemaal bekende liedjes, zodat de jongens uit volle borst mee kunnen zingen. De stemming zit er meteen goed in en al helemaal als ook het bekende B.S.- strijdlied ten gehore wordt gebracht. Dat lied werd tijdens WO-2 in Volendam, Hoorn en Purmerend al door deze jongens gezongen. Ze hebben hun strijdlied mee naar Noordwijkerhout genomen toen ze verhuisden, waar het al na een paar weken door het hele bataljon werd gezongen. In Easthampstead kende het 1e Bataljon dit lied ook en zelfs de stoottroepers hebben dat lied uit hun hoofd geleerd. Nu zijn ze dus met zo'n 2400 man dit strijdlied aan het meezingen en dat klinkt natuurlijk geweldig. Na een geslaagde avond gaan ze nog even naar het dek en komt om 22.00 uur Malta in zicht.
Dit strijdlied van de B.S. wordt door alle aan boord aanwezige Nederlandse militairen luidkeels meegezongen
Zondag 6 januari 1946: Op een enkele regenbui na schijnt de zon verder de hele dag. Het is dus best aardig weer en het water kleurt ook al prachtig blauw met zo hier en daar nog wel enkele schuimkoppen. Vanochtend om 10.00 uur wordt er een kerkdienst gehouden in de grote filmzaal en met de wetenschap dat daar vanmiddag ook weer films worden gedraaid schept dat wel een vreemde gedachte. Om 12.00 uur krijgen ze via de scheepsradio te horen dat ze langs het Griekse eiland Kreta varen, maar van dat eiland zullen ze niets te zien krijgen, ook niet van Libië dat aan stuurboordzijde van het s.s. "Alcantara" ligt. De middag wordt dan ook voor een groot deel besteed met het lezen van boeken die uit de scheepsbibliotheek vandaan komen. Vanavond om 19.00 uur wordt er een nieuwe film gedraaid, het is een muziekfilm waarin The Andrews Sisters de hoofdrol spelen. Gezien de enorme interesse worden films meerdere keren gedraaid. Ieder onderdeel krijgt dan alleen toegang tot de voorstelling die aan hen is toegewezen en daar wordt streng op gecontroleerd. Als iemand op het gegeven tijdstip niet naar de voorstelling kan, dan heeft hij de mogelijkheid om met iemand te ruilen. Om tijdens de reis in de juiste tijdzone te blijven varen moet de klok diverse keren voor- of achteruit worden gezet. Vannacht worden de wijzers een heel uur vooruitgezet.
Er is genoeg bekijks tijdens het onderling bijknippen van de haardos
Maandag 7 januari 1946: De hele dag is er niets anders dan water te zien, veel jongens hangen dan ook doelloos op het dek rond. Het weer is somber en het motregent zo af en toe, maar die snijdende koude wind van gisteren is gelukkig verdwenen. De steden van Noord-Afrika worden altijd voorgesteld als tropisch warm, dus de jongens hadden niet verwacht dat het nu zo koud zou zijn. Met die noordoostenwind kunnen ze eigenlijk beter een jas dragen. Om 12.00 uur krijgen ze te horen dat ze op 150 mijl uit de kust tussen Kreta en het Nijldal doorvaren en dat betekent dan ze over niet al te lange tijd de ingang tot het Suezkanaal zullen bereiken. De bemanning heeft op dit moment problemen met achtergebleven zeemijnen die door de sterke stroming zijn losgeslagen. Gelukkig weten ze de mijnen met behulp van het radarsysteem allemaal te ontwijken. Omdat er vandaag weinig tot niets op het bovendek is te beleven wordt de tijd besteed met het schrijven van brieven voor thuis en om een praatje te maken. Als de zee op een gegeven ogenblik toch weer diepblauw begint te kleuren dan laat dat zien dat de wereld ook mooi kan zijn.
Met de zwemvesten voor de sloepenrol paraat nog even snel een foto maken
Gelukkig wordt het vanaf nu alleen maar warmer zodat al snel het idee ontstaat om het tropenuniform alvast aan te trekken, maar dat is nu nog niet toegestaan. Ze denken morgenvroeg om ongeveer 04.00 uur in de haven van Port-Saïd aan te komen. Het schip zal daar ongeveer een dag aan de boeien blijven liggen, maar er mag geen mens van boord. Bemanningsleden hebben vanmiddag de loopplank alvast klaargelegd, zodat de loods meteen aan boord kan. Verder wordt er medegedeeld dat ze morgen tot nader order niet op het dek mogen en dat alle patrijspoorten dicht moeten zijn. Ook mogen er geen handelaren aan boord komen, wat doorgaans wel de gewoonte blijkt te zijn. Deze orders hebben te maken met een epidemie die in Egypte heerst en op deze manier hopen ze het gevaar op besmetting uit te sluiten. De temperatuur blijft maar stijgen, zodat het heerlijk zomers begint aan te voelen en daar hebben ze best lang op moeten wachten. De afgelopen nacht hebben ze de klok weer een uur vooruitgezet.
Port Saïd
Dinsdag 8 januari 1946: Om 06.00 uur komen in de verte de lichtjes van Port Saïd in zicht en dat is dan wel twee uur later dan werd verwacht Om 07.00 uur komt er een loods aan boord die ervoor zorgt dat het schip veilig op haar plek komt te liggen. Vanaf een paar kilometer uit de kust tot op de plaats van bestemming moeten de jongens ook al benedendeks blijven, maar dat zou zomaar kunnen zijn omdat ze bij het binnenvaren de matrozen niet in de weg mogen lopen? Gelukkig krijgen ze van hogerhand wel op tijd toestemming om naar het bovendek te gaan, zodat ze niet voor niets vroeg zijn opgestaan en dus toch kunnen genieten van wat er is te beleven in deze haven. Nog voor ze Port Saïd zijn binnengevaren zien ze verscheidene gezonken schepen liggen en een groot aantal van die eigenaardige vissersbootjes. Eenmaal in de haven valt aan de rand van een kade meteen een mooi gebouw op waarin de Suezkanaal Maatschappij is gehuisvest. Als het schip een behoorlijk eind is doorgevaren is goed te merken dat dit schip niet het enige is die deze haven aandoet, maar dat is natuurlijk wel te verwachten met zo'n belangrijke haven. Het is enorm druk met schepen van elk formaat, dus ook met grote oceaanstomers als het s.s. "Alcantara".
Een van de gebouwen dat meteen in het oog valt is het statige gebouw van de Suezkanaal Maatschappij
De loods brengt het schip tot vlak bij de kade waar het aan de boeien komt te liggen. Daar liggen ze dan met zijn allen, op slechts dertig meter van de wal en op zo'n korte afstand kunnen ze natuurlijk heel goed zien wat er op de kades zoal afspeelt. Voor het eerst zien ze nu palmbomen en wanen zich meteen in de tropen, maar zover zijn ze nog niet. Port Saïd ziet er prachtig uit, er staat zelfs een enorm grote reclamezuil van de Nederlandse KLM die hoog boven de gebouwen uitsteekt en iets verderop zien ze het befaamde warenhuis van Simon Arzt.
Voor de jongens ligt het schip dus op een uitstekende plek want er is genoeg te zien. Een stuk verder de haven in ligt een industriegebied dat ondanks de afstand nog wel goed zichtbaar is. Op dat industrieterrein staan een aantal olietanks met alweer bekende namen, zoals Shell en Esso. Ondanks een fris zuiderwindje is het hier goed uit te houden, het is dus gewoon lekker weer. De leiding heeft daarom de knoop doorgehakt en besloten dat vanaf nu de battledress verruilt kan worden voor het tropenuniform en daar is iedereen heel blij mee.
Vanaf de ligplaats hebben de jongens goed zicht op alles wat er op de kade afspeelt
Het s.s. "Alcantara" ligt hier niet alleen omdat het op toestemming moet wachten om het Suezkanaal op te kunnen, het moet ook bevoorraad worden om de reis te kunnen voltooien. De bemanning is dan ook druk bezig met de bevoorrading van het schip, zoals brandstof, drinkwater en goederen die ze met de scheepskraan aan boord hijsen. Brandstof wordt in deze haven op een bijzondere manier ingenomen. Werklieden zijn vanaf de kade bezig om een leiding over het water bij het schip te krijgen, zodat deze leiding met behulp van een takel aan de zijkant van het schip kan worden vastgekoppeld. Met drijvende vlonders wordt de brandstofleiding boven water gehouden en dat is bijzonder om te zien. In hoeverre dat veilig gebeurd is nog maar de vraag. Het drinkwater wordt daarentegen ingenomen op de manier zoals ze dat van Nederland kennen, een tankscheepje komt langszij en het water wordt simpelweg overgeheveld.
Terwijl er met een drijvende leiding brandstof naar het schip wordt overgeheveld zijn handelaren druk in de weer om hun spullen te slijten
Terwijl bemanningsleden druk bezig zijn met de bevoorrading van het schip hebben jongens op het dek het ook best druk, maar dan met onderhandelen met Arabieren die vanuit bootjes koopwaar aanbieden. Rondom het s.s "Alcantara" krioelt het van de bootjes die zijn afgeladen met koopwaar en dat terwijl er op hetzelfde moment brandstof wordt overgeheveld, maar daar blijkt niemand van op te kijken. In hun ranke bootjes hebben ze hun koopwaar keurig uitgestald liggen, zodat de jongens op het schip goed kunnen zien wat ze te koop hebben. Het zijn vooral lederwaren zoals tassen, koffers en portemonnees, kleurige Oosterse kleden en sigaretten die ze aanbieden, maar ook typisch Arabische dingen zoals een fez en dat is natuurlijk wel leuk om als souvenir mee te nemen. De prijzen waarmee die lui beginnen zijn al meteen schrikbarend hoog, maar daar trapt natuurlijk niemand in. Gelukkig hoeven de jongens niet al te veel moeite te doen om de prijzen te laten zakken en ze hebben gelukkig ook snel door dat ze niet te vroeg moeten toehappen. Na een tijdje onderhandelen worden de prijzen pas echt interessant en als iemand dan eindelijk met een bepaalde prijs akkoord wil gaan, dan wordt dat artikel in een mandje met een lang touw omhoog gehesen. Zo kan degene die geïnteresseerd is zijn artikel dus ook even van dichtbij beoordelen voordat hij daadwerkelijk tot een koop overgaat. Bij goedkeuring wordt het afgesproken geld in dat mandje gedaan en is de koop gesloten.
Ondanks het verbod om aan boord te komen proberen enkele Arabieren dat toch en dat doen ze heel behendig, maar nog voor ze de kans krijgen om aan dek te klimmen worden ze met behulp van een brandslang naar beneden gespoten. Uiteraard zorgt dat voor de nodige hilariteit bij de jongens. Wat die Arabieren er van vinden is natuurlijk niet te verstaan, maar gezien hun driftige gebaren is dat makkelijk raden.
Handelaren liggen in grote getalen met hun bootjes rond het schip om koopwaar aan te bieden
Verder wordt de dag besteed met het kijken naar wat er op de kade is te beleven en met het spotten van voorbijvarende schepen. Zo af en toe zien ze bruinvissen die dicht langs het schip zwemmen en met gemak boven het water uitspringen. Enkele kooplieden zijn hardleers en proberen toch weer aan boord te klimmen, maar dat zal hen niet lukken, de brandslang ligt nog steeds klaar en blijft gewillig. Na het avondeten speelt er een muziekband en dat maakt het alleen maar gezelliger wanneer ze in het donker de vele brandende lichtjes van de stad en het industriegebied staan te bewonderen. Voor de 3e compagnie van de Kennemers is het vanavond de beurt om naar de film te gaan, of die jongens daar op dit moment blij mee zijn is nog maar de vraag. De film die wordt gedraaid is 'Hollywood Canteen' met Betty Davis en The Andrews Sisters. De jongens die vanavond niet voor de film in aanmerking komen hoeven zich ook niet te vervelen, want de omgeving ziet er vanaf het dek momenteel wonderbaarlijk mooi uit.
Enorme drukte in het havengebied terwijl ze in de richting van het Suezkanaal varen
Woensdag 9 januari 1946: Vroeg in de ochtend om ongeveer 05.30 uur worden een aantal jongens wakker van het rammelen van de ankerkettingen en niet zo heel veel later is het s.s. "Alcantara" alweer aan het vervolg van de reis begonnen. Dus varen ze in de richting van het Suezkanaal. Nadat om 07.00 uur iedereen is opgestaan gaan ze eerst naar het bovendek om nog een laatste blik op deze haven te werpen en zien dat het nog net zo druk is met schepen als gisteren. Voordat het havengebied achter hen ligt zien ze om 07.30 uur aan de rand van de stad het standbeeld van Ferdinand de Lesseps op een pier. Deze Franse ingenieur heeft in de 1856 een plan ontwikkeld om een kanaal dwars door Egypte te graven. Toen hij goedkeuring kreeg om dat plan uit te voeren werd in 1859 met het graven van dat kanaal begonnen en in 1869 werd het Suezkanaal officieel in gebruik genomen. Met een lengte van 164 km heeft dit kanaal niet alleen als groot voordeel dat het een reis naar het Oosten aanzienlijk verkort, er zijn ook geen sluizen nodig en dat komt omdat de Middellandse Zee en de Rode Zee op hetzelfde zeeniveau liggen. Hierdoor levert dit kanaal een enorme tijdwinst op.
Aan de rand van Port Saïd staat het standbeeld van Ferdinand de Lesseps deze Franse ingenieur heeft het ontwerp voor het Suezkanaal gemaakt
Doorvaart van het Suezkanaal
Ruim twee uur nadat de ankers werden gelicht bereiken ze de toegang tot het Suezkanaal, maar daar moeten ze met meerder schepen wachten totdat ze toestemming krijgen om in konvooi het kanaal op te varen. Het zijn een tiental schepen die hier voor de poort tot de Sahara liggen te dobberen totdat ze Egypte via dit kanaal kunnen doorkruisen.
Schepen zijn in afwachting van toestemming om in konvooi het Suezkanaal op te varen
Bij het varen op het Suezkanaal valt al meteen op dat het niet heel erg breed is en als daarbij ook met de diepgang rekening gehouden moet worden zullen schepen met het formaat als het s.s. "Alcantara" elkaar niet kunnen passeren. Het kanaal zal dus ten alle tijden vrij moeten zijn van dergelijk tegenliggers om zonder probleem door te kunnen varen, maar grote schepen kunnen onderweg op een van de meren wachten tot het kanaal weer vrij is. Langs dit traject zijn diverse controlestations te vinden die de scheepvaart in de gaten houden.
Bij aanvang van de doorvaart over het Suezkanaal varen ze in konvooi, maar al snel wordt de onderlinge afstand steeds groter
In het begin is er nog weinig te zien, er ligt wel enorm veel slik langs de oever dat door het uitbaggeren van het kanaal daar terecht is gekomen, maar daar houdt het zo'n beetje mee op. Als die slikmassa minder wordt gaat het landschap op de linkeroever geleidelijk in een zandvlakte over en op de rechteroever wordt het een moerasachtig gebied, maar dat heeft natuurlijk niets met dat slib te maken.
Bij het gehucht waar ze momenteel langsvaren rijdt zojuist een trein voorbij en de huizen zien er vervallen uit
Om 08.00 uur passeren ze het eerste gehucht en dat ziet er verlaten en vervallen uit, er staan houten huizen waar geen ramen en deuren in lijken te zitten en op instorten staan. Er staat een moskee en er is een stationnetje te zien waar zojuist een stoomlocomotief voorbij dendert, flink wat stoom afblaast en een lange sliert wagons met zich meesleept. Deze spoorlijn zullen ze vaker langs het kanaal zien en ook een doorgaande weg. Niet ver van dat gehucht is een gebouw van de Suezkanaal Maatschappij te zien met daaromheen een keurig verzorgde tuin.
In afwachting om iets interessants te beleven zien ze enkele Arabieren zwemmen die toegeworpen muntjes met het grootste gemak weten op te duiken
Terwijl de jongens aan de reling geïnteresseerd naar het landschap kijken zien ze enkele jonge Arabieren die langs de oever met gebaren duidelijk weten te maken dat ze wel wat geld kunnen gebruiken. Vanaf het dek worden dan ook muntjes in hun richting geworpen, maar door de afstand komen die allemaal in het kanaal terecht. Voor die knapen schijnt dat geen probleem te zijn want ze duiken het kanaal in en bij het naar boven komen tonen zij met enige trots de door hen opgedoken muntjes. Zij zullen dit kunstje vast vaker hebben uitgehaald want het kost hun geen enkele moeite om alle muntjes op te duiken. Met deze 'dubbeltjesduikers' hebben ze zich kostelijk vermaakt, want het is wonderbaarlijk om te zien hoe eenvoudig ze die muntjes van de bodem weten te halen.
Een controlestation bestemd voor de scheepvaart en daarnaast een overzetpont waar kamelen worden overgezet
Om de zestien kilometer hebben ze een controlestation die met elkaar in verbinding staan om de scheepvaart in de gaten te houden en om alle werkzaamheden aan het kanaal te coördineren. Er zijn overzetpontjes voor het plaatselijke verkeer en twee pontjes zijn dusdanig ingericht dat ze treinwagons kunnen overzetten. Het grappige bij het overzetpontje op de foto hierboven is dat er een kudde kamelen staat te wachten die ook naar de overkant moet.
Wanneer het plaatsje El-Qantara wordt gepasseerd is er van een konvooi met schepen allang geen sprake meer
Om 10.00 uur passeren ze het plaatsje El-Qantara, waar zoveel is te zien dat het best lastig is om daar een volledige omschrijving van te geven. Op de rechteroever staan een paar opslagtanks voor olie, een spoorwegemplacement, barakken, huizen, een treinstation, een moskee met prachtige minaretten en een orthodox kerkje waarvan de houten toren in de meest felle kleuren is geschilderd. Je ziet mensen in typisch Arabische kleding lopen waarbij de vrouwen gesluierd zijn en de politieagenten dragen een donker pak met rode koppel en een fes op het hoofd.
Als ze El-Qantara gepasseerd zijn wordt het landschap op de linkeroever heuvelachtig. Vlak bij een militairkamp stopt een trein waar soldaten uitkomen en meteen naar de oever van het kanaal lopen om de jongens op het s.s. "Alcantara" wat beter te kunnen zien. Het zijn soldaten van allerlei nationaliteiten en daar staan negers tussen die de meest rare bokkesprongen maken als begroeting. Een klein stukje verder zijn nog enkele huizen te zien waar bomen omheen staan, maar voor de rest is er eigenlijk alleen maar zand op dit deel te bekennen.
De spoorbrug bij El Ferdan is een draaibrug en gaat alleen dicht als er een trein in aantocht is
Om 11.00 uur passeren ze de El Ferdan spoorbrug met daarnaast een laad- en losplaats voor schepen en treinen. Op dat terrein zijn een grote groep Duitsers in uniform aan het werk. Deze ijverig werkende moffen worden hier nog steeds vastgehouden en als krijgsgevangenen aan het werk gezet. Niet ver bij de spoorbrug vandaan staat een lange rij Amerikaanse legertrucks met aan de achterzijde wel acht wielen en daarachter aanhangwagens met evenzoveel wielen. Het is best indrukwekkend om zo'n colonne te zien. Als ze voorbij die brug komen dan maakt het kanaal een flauwe bocht naar rechts en wordt het landschap alweer eentonig. Op dit stuk zijn nog wel enkele nederzettingen en een militairkamp te zien en de heuvels op de achtergrond worden hoger.
Een nederzetting met daarvoor rustende kamelen en een kamp waarvoor Engelse militairen enthousiast staan te zwaaien
Aan de rechterzijde van het kanaal zijn momenteel prachtige groene grasvelden te zien die kunstmatig worden bevloeid en er staan behoorlijk veel bomen. Ook zijn ze met schuiten bezig om de oevers te repareren en er varen platte bootjes langs met van die typische driehoekige hoge zeilen. Over de weg die vlak langs het kanaal loopt rijden veel auto’s en enkele motoren en iedereen wuift spontaan wanneer ze het schip voorbij zien varen, ook bij het passeren van een militairkamp wordt er driftig gezwaaid. Het is dus best een vrolijke boel hier op dit moment.
Voor het grootste deel loopt er een spoorlijn langs de oever en zo af en toe zien ze een trein voorbij denderen
Zoals eerder vermeld loopt langs nagenoeg het hele traject een spoorlijn, er is een spoorbrug en er zijn twee pontjes die zijn ingericht om wagons te kunnen overzetten. Ze zeggen dat deze spoorlijn tot aan Jeruzalem loopt, zodat deze lijn door de jongens de 'Jeruzalemexpress' wordt genoemd. Inmiddels is het uitzicht weer een en al woestijn geworden zonder ook maar enige afwisseling. Na een poosje varen zien ze rond de klok van 12.00 uur een gebouw dat wederom van de Suezkanaal Maatschappij blijkt te zijn. Dat gebouw wordt omringd door een aantal kleine gebouwen en een kerkje, maar waar het voor dient dat weten de jongens niet. Het ziet er wel heel nieuw uit en zelfs een beetje sprookjesachtig.
Het buitenpaleis van Koning Faroek en een gedenknaald voor de slachtoffers van WO-1 zijn beiden niet ver van de stad Ismaïlia te zien
Voordat het Timsahmeer wordt bereikt passeren ze een gedenknaald ter herinnering aan de slachtoffers van WO-1 en er staat een groot gebouw dat als buitenpaleis voor Koning Faroek dient. Daarna gaat het kanaal al snel over in het Timsahmeer waar een strand met daarachter een rustpaviljoen zijn te zien. Voorbij dat rusthuis staan over de volle lengte palmbomen langs de oever en dat blijft zo tot aan de stad Ismaïlia. Het schip gaat op het Timsahmeer voor anker en dat zou zomaar kunnen zijn omdat er vanaf het Suezkanaal tegenliggers in aantocht zijn.
Op de achtergrond van het Timsahmeer is de stad Ismaïlia te zien
De stad Ismaïlia is net als zoveel steden tegen de heuvels aangebouwd en heeft ook prachtige witte huizen waartussen moskeeën staan. Aan de rechterzijde van die stad begint het landschap meteen weer op een woestijn te lijken, maar dankzij de heuvels op de achtergrond levert dat wel een heel mooi plaatje op. Om 13.00 uur gaat de reis weer verder, maar even daarvoor probeerden kooplieden nog sinaasappels aan de jongens te verkopen. Deze kooplui gooiden op dezelfde wijze zoals ze dat in Port Saïd deden eerst een touw aan boord, waarmee ze vervolgens een mand met sinaasappelen naar boven hesen. De jongens hoefden dus alleen nog maar geld in dat mandje te doen en het mandje te laten zakken, zodat beide partijen tevreden zijn.
Helaas werd het aan boord halen van sinaasappels door een luitenant van de stoottroepen niet toegestaan. Diezelfde luitenant had eerder ook al dingen verboden en staat bekend als een vervelende kerel. Daarom kunnen de jongens hem nu wel schieten! Hij gaf bevel om al de gekochte sinaasappels in beslag te nemen, maar dat bevel werd tegen zijn verwachting in niet uitgevoerd. Dat is zeuren om niets en ieder weldenkend mens zou zijn bevel genegeerd hebben! Die handelaren probeerden toch alleen geld te verdienen en dan is het schofterig om hun handeltje ineens te verbieden! Steeds meer jongens gingen zich met dit voorval bemoeien, met als resultaat dat iedereen van dek moest en niet voor 15.30 uur mocht terugkeren. Ondanks dat verbod bleven veel jongens gewoon op het dek, maar toen ze door kregen dat er een regenbui aan zat te komen kozen ze eieren voor hun geld en gingen alsnog naar binnen. Toen die regenbui voorbij was gingen ze uiteraard wel weer gewoon het dek op.
N.B. Nog voordat ze Port Saïd bereikten werden er enkele orders bekend gemaakt die betrekking hebben op het verblijf aan deze havenstad: Bij het binnenvaren van Port Saïd mogen de militairen op bepaalde tijden niet op het dek komen, alle patrijspoorten moeten gesloten zijn en blijven zolang het schip in de haven ligt en er worden geen handelaren aan boord toegelaten. Ook is het verboden om etenswaren bij deze mensen te kopen en dat geld gedurende de hele periode dat ze in Egypte verblijven. Deze orders zijn noodzakelijk om besmettelijke ziektes die momenteel in Egypte heersen buiten de deur te houden. Dat geld dus ook voor de aangekochte sinaasappels op het Timsahmeer, maar dat is blijkbaar niet bij iedereen goed overgekomen.
De beide Bittermeren zijn prima geschikt om schepen te laten passeren en een baggermolen is druk bezig op het Grote Bittermeer
Nadat ze een poosje over het Suezkanaal hebben gevaren komt het volgende meer in zicht, zodat het s.s. "Alcantara" dit keer op het Grote Bittermeer voor anker gaat. Nu krijgen ze wel te horen dat ze moeten wachten omdat er schepen vanuit zuidelijke richting in aantocht zijn. Dicht langs de oever zijn ze met een baggermolen aan het werk om de diepgang op peil te houden, of dit tijdens WO-2 ook goed werd bijgehouden is nog maar de vraag. Het Grote Bittermeer is vele keren groter dan het Timsahmeer en aan alle kanten omgeven door de woestijn. Op een landtong is een groot terrein van de R.A.F. te zien waar halfronde barakken staan zoals ze in kamp Easthampstead ook hebben. Er staan huizen en er is een watertoren te zien. Op het meer varen best veel zeilboten en er liggen vlotten die door de zwemmers worden gebruikt. Het is eigenlijk best een idyllisch plekje hier en dat hadden ze niet verwacht. Recreanten die op steigertjes staan wuiven naar de jongens op het schip en wijzen in de richting vanwaar het zojuist vandaan kwam. Hiermee proberen ze duidelijk te maken dat het schip beter kan omkeren zodat ze terug naar huis gaan, maar daar zijn de meningen over verdeeld. Aan het eind van het Grote Bittermeer is een doorgang naar het naastgelegen Kleine Bittermeer en vandaar varen ze het Suezkanaal weer op om hun reis voort te zetten.
Recreanten wuiven spontaan naar de jongens op het s.s. "Alcantara" en proberen duidelijk te maken dat ze beter naar huis kunnen terugkeren
N.B. Op 24 dec. '45 voer het s.s. "Nieuw Amsterdam" (dat samen met het s.s. "Alcantara" op 31 dec. '45 bij het eiland Wight op hoog water lagen te wachten) hier ook over het Grote Bittermeer. Doordat het schip op dit meer een verkeerde manoeuvre maakte kwam het hopeloos aan de grond vast te liggen. Pogingen om op eigen kracht los te komen mochten niet baten. Er moest een sleepboot uit Suez bij komen om het schip vlot te trekken, maar ook deze poging mislukte. Omdat in Suez geen sleepboten meer beschikbaar waren moest er ook een uit Port Said komen en dat koste veel meer tijd. Met twee sleepboten lukte het uiteindelijk wel om het schip vlot te krijgen. Dit voorval heeft het s.s. "Nieuw Amsterdam" twee dagen vertraging opgeleverd en het merkwaardige is dat er in het scheepslogboek met geen enkel woord over werd geschreven.
Niet ver van de stad Suez is dit grappige kerkje langs de oever te zien
Suez
Om 21.00 uur arriveren ze bij de havenstad Suez waar het schip alweer voor anker gaat. Met het bereiken van deze stad en Port Tewfik zijn ze bij de zuidelijke ingang van het Suezkanaal aangekomen en zit de doorvaart er dus op. Wat de reden van deze tussenstop is wordt niet bekend gemaakt, wel krijgen ze te horen dat de doorvaart van het Suezkanaal de Nederlandse regering FL.10.942 heeft gekost. Dat is natuurlijk heel veel geld voor een dagje Suezkanaal, maar een tochtje over Kaap de Goede Hoop zou, rekening houdend met het tijdverlies, meer hebben gekost.
Ook bij de zuidelijk ingang tot het Suezkanaal (Port Tewfik) is een gedenknaald te zien
De Rode Zee
Donderdag 10 januari 1946: De hele nacht zijn ze in de haven blijven liggen. Terwijl de jongens 's ochtends om 06.00 uur naar boven willen gaan om de stad te bekijken worden net de ankers binnengehaald. Het is op dat moment nog behoorlijk fris op het bovendek, maar het beloofd wel een mooie dag te worden. Terwijl ze op de Golf van Suez varen zien ze om 08.00 uur het prachtige jacht van Koning Faroek dat onder begeleiding van een torpedojager vanuit de Rode Zee komt aanvaren en misschien wel onderweg is naar zijn buitenpaleis. Rond de klok van 10.00 uur gaat het s.s. "Alcantara" iets meer aan de linkerzijde over de Golf van Suez varen en ontdekken ze meteen dat aan die kant op de kust de bergen een stuk hoger zijn dan aan de rechterzijde.
Beide kustlijnen blijven tot 16.00 uur goed zichtbaar, maar door de felle zon zijn de bergen op de rechteroever een stuk moeilijker te zien en dat komt omdat de zon op het water weerkaatst. Sommige bergen op de linkeroever zijn wel 2000 meter hoog en bij die hoogte zijn er ook richels met half gesmolten sneeuw op de toppen zichtbaar. Om 14.00 uur varen ze ter hoogte van de plek waar de Sinaïberg ligt. Hoe Mozes het ooit voor elkaar kreeg om tegen deze hoge kale berg op te klimmen blijft een raadsel. De Sinaïberg is met 2.550 meter de hoogste berg in deze omgeving, de top is daardoor omgeven door wolken en van grote afstand nog steeds zichtbaar. In de hele omgeving is echter geen enkel teken van leven te ontdekken.
Een kustvaarder vaart op de Golf van Suez ter hoogte van de plek waar op de achtergrond de Berg Sinaï ligt
Ze varen momenteel de volle zee weer tegemoet en om 16.00 uur hebben ze de Rode Zee bereikt. Een eigenaardig natuurverschijnsel is dat op een gegeven moment een grote streep door de zee lijkt te lopen. Ook zijn er vliegende vissen te zien die ongeveer zo groot zijn als witvissen, ze hebben vleugeltjes, springen vlak bij het schip boven water, scheren daar een eind overheen, soms wel vijf meter, om vervolgens weer in de golven te verdwijnen. Vanochtend was het al mooi weer, maar wat verder op de dag wordt het als maar warmer, zodat de jongens heerlijk hebben kunnen zonnebaden op het bovendek. Ook vanavond is het nog steeds prima uit te houden op het dek, zodat de jongens het, ondanks dat ze ver van huis zijn, prima naar hun zin hebben.
Tijdens de doorvaart van de Rode Zee genieten de jongens op het voordek volop van de avondzon
Vrijdag 11 januari 1946: Vandaag blijken ze de hele dag alleen maar tussen water en lucht te verblijven, want er is de hele dag geen land of schip te bekennen. Het wordt ook alleen maar warmer, zodat ze hun kleren steeds vaker moeten wassen. Het wassen van kleren wordt vaak op een hele aparte manier gedaan: Er wordt een lang touw gepakt, daar wordt het wasgoed aan vastgeknoopt, vervolgens wordt er een patrijspoort geopend en gaat de hele handel overboord. Het schip en de golven zullen de rest doen. Ze moeten er natuurlijk wel voor zorgen dat alles heel goed is vastgebonden, want het zal niet de eerste keer zijn dat jongens nieuwe kleding moeten aanschaffen.
Als iemand zin mocht hebben dan kan hij helemaal voor op de boeg ook over boord kijken. Je kan dan op een geheel andere wijze zien hoe dolfijnen en bruinvissen boven water uitschieten. Je krijgt op deze manier de indruk dat die vissen zich af en toe met hun staart tegen de boeg laten voortduwen en dat is best leuk om te zien. Vanmiddag zullen de jongens zich ook met serieuze dingen bezig moeten houden en krijgen ze enkele theorielessen. Eerst is er een film over tropenhygiëne te zien en daarna hebben ze les in Maleis. Vanwege de enorme hitte hebben bemanningsleden de tropenzeilen over het dek gespannen, zodat daaronder in ieder geval wat verkoeling is te vinden.
Vijf Kennemers afkomstig uit Castricum genieten van het mooie weer met uiterst rechts Piet en Jaap Zonneveld
Zaterdag 12 januari 1946: Er wordt gezegd dat het op de Rode Zee bijna nooit is uit te houden vanwege de hitte, maar daar hebben ze tijdens deze reis nog niet echt last van gehad. Tot vandaag is het eigenlijk nog niet warmer geweest dan op een normale Hollandse zomerdag, ondanks dat de Kreeftskeerkring bijna is bereikt. Om 13.00 uur komen enkele eilanden in zicht en om 15.30 uur passeren ze het Nederlandse m.s. “Oranjefontein”. Via het omroepsysteem werden de jongens op de hoogte gebracht van deze ontmoeting, zodat iedereen al op de uitkijk stond toen het schip nog maar een stipje aan de horizon was. Beide schepen begonnen al van grote afstand lichtseinen uit te wisselen en het s.s. "Alcantara" hijst ter begroeting de Nederlandse vlag. Het m.s. "Oranjefontein" dat met repatrianten van Ned. Indië onderweg is naar Nederland komt vervolgens heel dicht langsvaren, zodat de opvarenden van beide schepen elkaar goed kunnen zien en begroeten.
Vanaf het m.s. "Oranjefontein" wordt door repatrianten enthousiast naar de militairen op het s.s. "Alcantara" gezwaaid
Deze ontmoeting zullen de jongens niet snel vergeten, met al dat gejuich en gewuif schiet bij sommige van hen een brok in de keel. Beide schepen begroetten elkaar door lange stoten op hun scheepshoorn en ook het m.s. “Oranjefontein” heeft de Nederlandse vlag nu gehesen. Het valt op dat er veel vrouwen aan boord van dit schip zijn. Dat komt omdat bij de repatriëring uit Indië zieken, zwakken en vrouwen met kinderen voorrang hebben en dan is het logisch dat er nu zoveel vrouwen te zien zijn. De kapitein van het s.s. "Alcantara" laat namens alle militairen het volgende telegram sturen: Ik wil u namens de Hollandse militairen aan boord de hartelijke groeten overbrengen, een behouden thuisvaart en het allerbeste toewensen. Kapitein Romijn van het m.s. "Oranjefontein" antwoorde daarop: Wij allen zijn er trots op dat de militairen bij u aan boord naar Java onderweg zijn en hopen eveneens dat iedereen behouden thuis mag komen. God zij met jullie! Dat deze telegrammen onderling werden uitgewisseld kregen de jongens naderhand pas te horen. Vanwege de hitte is het nu 's nacht in de ruimen echt niet meer uit te houden, zodat er toestemming komt om op het bovendek te slapen.
Zondag 13 januari 1946: Terwijl de jongens sliepen is het schip om 01.00 uur langs het eiland Perim gevaren en daarmee hebben ze de zeestraat Bab el-Mandeb bereikt. Via deze vrij smalle zeestraat zullen ze in de vroege ochtenduren de Golf van Aden bereiken. Vanochtend zijn ze begonnen met het slikken van pillen tegen malaria, deze pillen moeten herhaaldelijk worden ingenomen en kunnen voor nare bijwerkingen zorgen.
De altijd drukke bunkerplaats Aden hoeven ze niet aan te doen zodat het schip er met een boog omheen vaart
Met de Golf van Aden wordt het meest zuidelijke deel van Jemen bereikt en zullen ze spoedig afscheid nemen van alle Arabische taferelen. Bij de havenstad Aden kan het doorgaans behoorlijk druk zijn met schepen die daar bunkeren, maar het s.s. "Alcantara heeft dat in Egypte al gedaan en kan dus gewoon doorvaren. Ze passeren de stad dan ook op redelijke afstand, maar de haven is vanaf het schip nog wel goed zichtbaar. Ze varen gestaag verder en aan het eind van de dag verlaten ze de Golf van Aden en buigt het schip naar het zuiden af in de richting van de Indische Oceaan. Met Somalië komen ze langs het meest oostelijk gelegen deel van Afrika te varen, er worden enkele eilanden gepasseerd waarvan Socotra het grootste is en komen vervolgens op de Indische Oceaan terecht.
Vandaag werden voor het eerst enkele haaien gesignaleerd, deze beesten kunnen best hard zwemmen, maar het schip bijhouden lukt ze toch niet. Dat is ook niet zo heel verwonderlijk, want het s.s. "Alcantara" is een van de vijf snelste schepen die Engeland rijk is.
Indische Oceaan
Maandag 14 januari 1946: Omdat er een stevige wind is opgestoken is het vandaag een stuk koeler en dat vinden ze helemaal niet erg. Nu ze op de Indische Oceaan zijn is er aan de reling bijzonder weinig te beleven, het is alleen nog water en lucht wat ze te zien krijgen en heel af en toe komt er een schip voorbijvaren, maar dat is dan wel op grote afstand. Wat het uitzicht betreft zullen ze wat anders moeten verzinnen om de dag vol te maken. Er wordt nog wel veel op het bovendek rondgehangen, waarbij vanaf nu voornamelijk gerust en gelezen wordt, een ander spijkert zijn Maleise kennis wat bij of schrijft een brief voor thuis. Ook moeten de rantsoenpakket opgehaald worden die uit drie plakken chocolade en een pak biscuits bestaat.
Vanmiddag wordt de film 'Tarzans Triomf' gedraaid, waarin Tarzan een hele Duitse parachutistengroep uitroeit. Vooral het fragment aan het eind is schitterend: Een aap die de microfoon van het zendtoestel van de parachutisten in handen krijgt, spreekt hiermee de moffen in het hoofdkwartier toe. Deze denken dat het de Führer is en met uitgestrekte arm springen ze in de houding. De hele zaal ligt plat van het lachen! Na de film moeten ze hun gewone uniform en winterjas inleveren. Die zijn ze nu gelukkig kwijt en hoeven dus niet meer mee gesjouwd te worden. Na het avondeten nemen heel veel jongens deel aan de dagsluiting die door de dominee van 1-4 RI wordt gedaan. Deze predikant schijnt daar volgens de algemene peilingen bijzonder goed in te zijn. Voor de nachtrust vertrekken de jongens ook deze avond weer naar het dek.
Dinsdag 15 januari 1946: Gisteravond waren ze bang voor een zware storm, want de tropenzeilen zijn weggehaald en alles is goed vastgesjord. Het bleef gelukkig bij een stevige wind en die is vanochtend alweer een stuk minder, al deint de schuit nog wel. Wel waren er weer enkele gevallen van zeeziekte te betreuren, maar het weer draaide al snel weer om en kunnen ze weer van de zon genieten. Op de post voor thuis hoeft geen postzegel geplakt te worden, in plaats daarvan moet er wel 'ON ACTIVE SERVICE' en de handtekening van de afzender op staan. De vliegende vissen zwemmen hier voortdurend voor de schuit uit. Ze zijn zo groot als een kleine karper en schieten eerst uit een golf boven water om er even verder weer in te duiken, vervolgen schieten ze als een pijl door het water en komen er even verder weer uit. Vliegen kunnen ze niet echt, ze manoeuvreren met hun staart en komen op die manier vooruit.
Cabaretavond voor de enkele compagnies van 2-4 R waarbij ook veel Krontjong- muziek is te horen
Het is een mooi gezicht om al de zilverkleurige visjes met hun doorzichtige vleugels over het water te zien schieten, vooral als de zon erop schijnt. Om 19.00 uur is er voor de 3e, 4e en 5e compagnie van 2-4 R.I. een cabaretvoorstelling, die wordt opgevoerd door jongens van alle drie de bataljons. Het is een hele fijne avond met veel ‘krontjong’-muziek, die door een gezelschap met gitaren, mandolines en Hawaiian-gitaar wordt gespeeld. Ook treedt er een jongen van de Stoottroepen op als hypnotiseur, hij laat enkele aardige staaltjes van hypnose zien. Omdat alles door eigen jongens wordt opgevoerd is dat extra leuk om mee te maken.
Lekker genietend van de zon ergens op de Indische Oceaan
Woensdag 16 januari 1946: ZEE, STEEDS MAAR ZEE! Het blijft echter wel prachtig om over de reling naar de golven te turen. Dat verveelt nooit en het maakt een mens rustig. Vanmiddag krijgen ze via de radio het nieuws over Indië en Nederland te horen. Er valt voor hen in Indië dus nog heel wat te doen! Ze zijn het er dan ook roerend over eens dat er eerst nog flink getraind moet worden en dat ze zwaardere bewapening nodig hebben, voordat ze daar doortastend kunnen optreden. Naar verwachting krijgen ze die training op Malakka. Ook wordt medegedeeld, dat ze vóór vrijdag de brieven in de postzakken gedaan moeten hebben, want als ze in Ceylon zijn zal de post aan land gaan.
Donderdag 17 januari 1946: Voor vandaag zijn er niet veel bijzonderheden te melden. De algehele scheepsinspectie was vandaag snel voorbij, daarna wordt er een film gedraaid en de rest van de dag is het bakken in de zon. Er zijn verscheidene jongens in het hospitaal opgenomen vanwege verbranding door de zon, een daarvan heeft zelfs derdegraads brandwonden opgelopen. Als de nachtploeg om 03.00 de gangen, wc 's en trappen aan het schrobben zijn, komen er ineens een paar lieflijke jonge dames voorbij huppelen, waar die zo laat nog vandaan kwamen mag Joost weten. Om 04.30 uur zien zij die nachtcorvee hebben dat ze het eiland Minicoy voorbijvaren.
Ceylon (Trincomalee)
Vrijdag 18 januari 1946: Om 07.00 uur krijgen ze te horen dat er land in zicht is. Ze zijn bij Ceylon aangekomen! De stad Colombo doen ze niet aan, het schip zal doorvaren naar Trincomalee op het noordoostelijke deel van het eiland. Ze varen dus eerst rond het zuidelijk deel van het eiland en vervolgens in noordelijke richting en zullen morgen pas op de plaats van bestemming zijn. Om 08.30 uur passeren ze alweer een Hollands schip. Nu is het de "Johan van Oldenbarnevelt", die aan bakboordzijde behoorlijk dichtbij langs vaart. Het is een prachtig schip met ook weer veel repatrianten aan boord. Aan de reling staat het vol met mensen, je ziet ze overal, ook in reddingssloepen en zelfs in de touwen. Doordat al die mensen aan een kant van het schip staan, is het duidelijk te zien dat het aan bakboordzijde overhelt. Er wordt gezwaaid, met zakdoeken gewuifd en hard geschreeuwd. De jongens op de "Alcantara" beantwoorden dit op dezelfde manier en geloof maar dat het geschreeuw van zoveel militairen goed is overgekomen. Er worden telegrafische groeten uitgewisseld. Ze antwoorden: 'Namens alle passagiers en bemanning van de "Johan van Oldenbarnevelt" onze beste wensen en Gods zegen tijdens jullie moeilijke taak in Indië, ondertekend door Kapitein Bakker. Dit is nu dus al het derde Hollandse schip dat ze passeren.
Ook het m.s. "Johan van Oldenbarnevelt" met repatrianten aan boord keert huiswaarts
Zaterdag 19 januari 1946: In de vroege ochtend loopt de "Alcantara" de haven van Trincomalee binnen en gaat voor anker. Om 06.00 uur zijn ze dus op een van de mooiste plekjes van de hele wereld aangekomen. Het is geen gewone haven met pieren en kranen, maar een natuurlijke haven met veel inhammetjes. Er is een marinebasis en alle grote schepen gaan hier op de rede voor anker om hun lading in kleinere schepen over te zetten, die het vervolgens aan land zullen brengen. Letterlijk alles wat je hier ziet is begroeid, zelfs op kale rotsen groeien bomen. Van het stadje dat schuin tegen de helling is aangebouwd, steken alleen de daken boven het groen uit. Er zijn hier bunkerstellingen, olietanks, een radiostation en seinposten.
Zicht op de baai bij Trincomalee
Overal waar je kijkt zijn groene heuvels en bergen met daartussen inhammen en baaien. In de haven is het druk met het verladen van vrachtschepen. Er liggen hier veel prachtig rankgebouwde inlandse kano's, prauwen met een groot vierkant zeil en motorbootjes. Na geruime tijd komen een olie- en een watertanker langszij om te bunkeren. De Chinese werklui op deze tankers hebben apen bij zich, waarmee de jongens aan boord zich uitstekend vermaken en als dank de Chinezen trakteren op sigaretten. Deze mensen zijn erg vriendelijk en kalm en gooien zelf vreemde munten en kokosnoten terug. Voor het inladen van de post en de bagage van het Engelse Rode Kruis, de Hollandse Marva’s en de matrozen, zijn inlanders aan het werk.
Een watervliegtuig scheert rakelings over het m.s. "Alcantara" bij Trincomalee
De jongens mogen zich kennelijk niet ophouden met de vriendelijke bevolking op het eiland. Ondanks dat enkele officieren hadden gevraagd of ze in kleine ploegjes aan land mochten om wat rond te kijken, is het antwoord negatief. De bevolking zou namelijk anti-Nederlands zijn! Nou, er zijn jongens aan boord die redelijk Engels spreken en met de inlanders hadden gesproken. Die zeiden juist; Dutch-boys are good-boys, maar als je het over de Engelsen had, spogen ze vuur. Engels geld nemen ze niet eens aan, maar Nederlands geld wel. Vanmiddag gingen een aantal jongens in de haven zwemmen, maar ook dat werd al snel verboden. Er zouden anders binnen de kortste keren duizend jongens in het water liggen. Het zwemmen is ook niet zonder gevaar, want er worden hier regelmatig haaien gesignaleerd en die lusten natuurlijk wel een hapje.
Het pavoiseren van de scheepsmasten ter ere van de verjaardag van prinses Margriet
Omdat prinses Margriet jarig is worden er vanmiddag verschillende activiteiten georganiseerd, zoals zaklopen, touwtrekken, kruiwagen rijden, boksen en schermen. Helaas gaan de wedstrijden in kruiwagen rijden en het schermen niet door. Vooral de bokswedstrijden zijn erg interessant, er zitten namelijk enkele jongens tussen die behoorlijk technisch zijn, dit is te merken aan hoe zij in de verdediging gaan en door de rake klappen die ze uitdelen. Het is een hele gezellige middag, mede omdat er zeventien gulden aan soldij is uitbetaald, de kantine wordt dan ook veelvuldig bezocht. Vanavond hebben ze onder begeleiding van een band gezamenlijke zang op het achterdek. In het donker leveren de vele lichtjes van de wal en alle boten een schitterend gezicht op, dit samen met de heerlijke tropensfeer zorgen voor een hele mooie avond. De toegezegde aanvulling van militair materieel, die in Ceylon aan boord zou komen blijft echter uit en de post komt helaas ook niet aan boord. Omdat morgenvroeg een hoop mensen van boord gaan, mogen ze vannacht niet op het dek slapen.
Zondag 20 januari 1946: Bij het opstaan regent het behoorlijk en zien ze nog net hoe het Rode Kruis, Marva, matrozen en de burgerpassagiers in de stromende regen het schip verlaten. Om 08.00 uur vertrekt ook de "Alcantara" en zet koers richting Singapore. De kust verdwijnt langzaam aan de horizon en als de kerkdienst is afgelopen zijn ze op volle zee en varen ze weer tussen niets dan water en lucht. Het weer blijft somber, maar nu motregent het alleen nog. De Golf van Bengalen ligt aan bakboordzijde. Er worden vanochtend potvissen gesignaleerd: Het is leuk om te zien hoe ze met hun neusgaten fonteinen van waterdamp spuiten, terwijl hun ruggen net boven water uit steken. Potvissen zijn iets kleiner dan de gewone walvis. Om 12.00 uur wordt over de radio medegedeeld dat ze naar Singapore gaan, maar wat de eindbestemming is en wat er met hen gaat gebeuren… Ze weten het nog steeds niet! Vanmiddag wordt er weer een Tarzanfilm gedraaid, dat breekt de tijd tenminste wat. Omdat ze weer in een gebied zijn aangekomen waar mijnen kunnen zijn moeten ze de zwemvesten weer dragen. Dat is meer uit voorzorg, want veel gevaar schijnt er niet te zijn.
Drukte op het bovendek
Maandag 21 januari 1946: Na Ceylon is de "Alcantara" met een veel hogere snelheid gaan varen, door de reuzenkracht van de motoren trilt het hele schip en schommelt het ondanks dat de zee kalm is. De laatste dagen is de avondmis op het achterdek en dat blijft de rest van de reis ook zo, wel fijn natuurlijk met die hitte. Na de mis van 18.30 uur wordt er een film over Madame Curie gedraaid, zij is de uitvindster van het radium. Het is een erg interessante film.
Dinsdag 22 januari 1946: In de vroege ochtend is aan de nog donkere horizon Nederlands grondgebied te zien en als de zon eenmaal op is, zijn duidelijk de zacht glooiende bergen van Pulau Weh zichtbaar. Om 09.00 uur varen ze vlak langs de kust van dit eiland, dat even boven het noordelijkste deel van Sumatra ligt. Het is een overweldigend idee dat het eiland maar een klein deel van Nederlands grondgebied is. Als ze het eiland gepasseerd zijn varen ze de rest van de dag langs de kust van Sumatra, maar wel op zo'n afstand dat er niet zo heel veel te onderscheiden is. Om 21.00 uur zien ze in de verte de torpedojager 'Jan van Galen' varen, die momenteel op de Straat van Malakka ter hoogte van Medan patrouilleert.
Onder de jongens heerst nu een nerveuze spanning, gaan ze nu wel of niet in Singapore aan land? Dit is de grote vraag die hun nu enorm bezighoudt. Als ze toch in Singapore aan land gaan, dan kunnen ze er zeker van zijn dat ze er voorlopig zullen blijven, want andere bataljons liggen er ook al maanden. Ze zien er tegenop om dan weer op Engels gebied en onder hun heerschappij te komen. In Engeland was er nog mee om te gaan, maar nu is het overduidelijk dat ze niet meer op hun medewerking hoeven te rekenen. Omdat het schip schoon moet worden achtergelaten zijn ze vandaag begonnen met het schrobben van de dekken en dat zullen ze drie dagen moeten volhouden totdat alle dekken in orde zijn. Ondanks dat ze nu nog maar één dag van Singapore verwijderd zijn, hoeven ze nog steeds niets in te pakken en dat doet de mening scheppen dat ze misschien toch doorgaan naar Batavia. In de avonduren bevindt het schip zich ter hoogte van de Medan.
Singapore
Woensdag 23 januari 1946: Sinds vanochtend varen ze langs de kust van Malakka en om 15.30 uur zijn ze in de buurt van Singapore. Ondanks dat ze dicht langs de kust varen is er niet veel te zien. Als ze op zo'n drie tot vijf mijl voor de rede van Singapore aankomen, zien ze twee passagiers- en een groot aantal vrachtschepen liggen. Als ze dwars voor de stad liggen is het nog licht, maar als ze de kade wat dichter naderen is het donker en om 19.00 uur gaat de "Alcantara" voor anker. Aan dek is het erg druk, want niemand wil iets missen, ze zijn zelfs op luchtkokers en in reddingsboten geklommen. Als een van de jongens van een luchtkoker afspringt, komt hij per ongeluk met de hak van zijn schoen tegen het hoofd van iemand van de 3e comp. Deze kon meteen door naar het hospitaal voor wat pillen. Hiervan werd hij zo slaperig dat hij naar beneden ging, meteen misselijk werd en flauwviel, om vervolgens met een hersenschudding te worden opgenomen in het hospitaal. Vanuit de haven wordt nu druk met lichten naar de boot geseind en al snel vliegen de lichtstralen over en weer. Al die lichtbundels geven een prachtige weerschijn over het helderblauwe wateroppervlak.
Donderdag 24 januari 1946: Bij het wakker worden ligt het schip nog op dezelfde plek als waar het voor anker ging en de jongens weten nog steeds niet wat de plannen zijn. Nu bij daglicht is pas goed te zien waar ze liggen. Ze liggen veel verder van de kade af dan ze eerst dachten, de afstand moet minstens 5 kilometer zijn. Door alle eilandjes is niet goed te zien hoeveel schepen hier liggen, maar het moeten er zeker veertig zijn. Vlak naast de "Alcantara" liggen de "Indrapoera" en de "Sibajak", die beide van de Rotterdamse Lloyd zijn. Vanmorgen gaan twee Nederlandse vrachtschepen de zee op en loopt er één om 10.00 uur binnen. Het is de 'van "Ruysdael", waarbij op de schoorsteen het Duitse oorlogskruis nog door de zwarte verf heen komt. Een stuk verder ligt de 'Tjimanoek' en verscholen achter enkele anderen schepen ligt de "Bloemfontein" en een Nederlands hospitaalschip die met repatrianten onderweg zijn naar Nederland.
In de haven mogen ze geen inkopen doen bij de inlanders, als dat wel gebeurt zal als straf de kantine gesloten worden. Ze zijn zeker bang dat ze anders niet van hun dure kantinespullen af komen? Ook wordt ervoor gewaarschuwd om niet langer dan vijftien minuten in de zon te blijven liggen, je zou anders lelijk kunnen verbranden. Ondanks deze waarschuwing zijn toch een paar jongens in slaap gedommeld, met alle gevolgen van dien. Verder is er niet veel te beleven, zo hier en daar zie je een inlands scheepje of motorbootje, die naar een groot schip gaat. Ook bij de "Alcantara" komen motorsloepen langszij om autoriteiten te brengen, of te halen en de bagage van enkele scheepsofficieren naar de wal te brengen.
Vrijdag 25 Januari 1946: Het schip ligt nog steeds op dezelfde plek en er is vandaag weer weinig te beleven in de haven. Het is nu wel zeker dat er vandaag een aantal van boord gaan, want er zijn er heel wat die al hun spulletjes hebben ingepakt en klaar zijn om te vertrekken. Vanochtend is een Rode Kruisbootje langszij gekomen en heeft de zieken van boord gehaald en vanmiddag zijn de meiden van de Engelse ATS en Engelse soldaten vertrokken. De jongen die gisteren een hersenschudding opliep is ook met het Rode Kruisbootje meegegaan en naar een hospitaal aan wal gestuurd, zijn verwondingen blijken dus toch erger te zijn dan werd vermoed. Van de Kennemers gaat de 2e compagnie van boord om kwartier te maken terwijl de rest nog een poosje aan boord moet blijven.
Momenteel liggen er in Port Dixon zestien bataljon: Drie met stoottroepen, twee met koloniale krijgsgevangen en elf met LIB'ers, dat maakt samen met de jongens hier aan boord negentien bataljons. Ook liggen er 1800 mariniers, die na hun opleiding in Amerika al op Java waren geweest, maar weer werden weggestuurd. Het is dus een geweldige tegenvaller dat zij hier aan boord moeten wachten tot ze ook aan land mogen. Vanavond wordt er eerst een film gedraaid en liggen er vervolgens zeven zakken met post uit Holland op hen te wachten. De stemming is opeens opperbest, want ze hebben de hele reis nog geen post gehad en daar zitten ze met spanning op te wachten. Overal waar je kijkt zie je jongens met een glunderend gezicht lezen. Er zijn er bij die wel 30 tot 40 brieven hebben, maar ook jongens die helemaal niets hebben ontvangen.
Wachtend op de dingen die gebeuren gaan
Zaterdag 26 Januari 1946: Ze liggen maar te wachten tot ze van boord mogen en misschien is het ook wel begrijpelijk dat het zo lang duurt. Er zal wel weer een hele omslachtige organisatie nodig zijn om alle drie de bataljons goed onder te brengen! Toch komen er vandaag berichten binnen over het voorlopige doel van de reis. Ze zullen drie uur reizen van Singapore in een kamp komen, waar ze tot maart kunnen wennen aan het klimaat en een degelijke opleiding zullen krijgen van de Engelsen. Nuchter gezien is het ook veel beter om eerst door en door getraind te worden en dan pas naar Indië te vertrekken, het zou anders alleen maar funeste gevolgen kunnen hebben. In de loop van de dag moeten verschillende compagnieën zich gereed maken voor vertrek en inderdaad, vanmiddag vertrekt de eerste compagnie. Het zijn de kwartiermakers, die de boel alvast in orde gaan maken in het kamp. Er ligt momenteel een tankboot langszij om olie over te laden, maar verder raakt het nieuwtje er in de haven inmiddels wel af, schepen komen en vertrekken en dat is het wel zo'n beetje. Ook vanavond en vannacht zullen enkele afdelingen naar de wal gaan.
Zondag 27 januari 1946: Al om 04.00 uur vanochtend vertrekt er een compagnie naar de wal. De achterblijvers krijgen vandaag voorlichting over Indië van de pelotonscommandant, een op en top militair, waaraan ze in de toekomst nog veel steun zullen hebben. In de loop van de dag zwemmen er een aantal haaien rond het schip, ze zijn nog vrij jong en niet langer dan twee meter.
Maandag 28 Januari 1946: Het hospitaal is vanochtend met alles wat daarbij hoort van boord gegaan, inclusief enkele boten met bagage. Dat verschepen gebeurt met landingsvaartuigen: Ze zijn rechthoekig van vorm, maar wel met een sterk geronde bodem, zodat ze makkelijk uit het water loskomen en erg snel zijn. Ze hebben een dubbel roer en schroeven, waardoor ze ook erg wendbaar zijn. Ze zijn eenvoudig van bouw en geheel van hout. Doordat de motor achterin ligt, hellen ze achterover, zodat het voorste deel bijna geen diepgang heeft. Ze hebben een groot draagvermogen en als ze aan de kade liggen, hoeft men alleen de klep maar neer te laten en kan alles en iedereen heel makkelijk in- en uitgeladen worden, ook voertuigen.
Er ligt al enkele dagen een prachtig groot passagiersschip in de haven van dezelfde maatschappij als de "Alcantara". Dit schip was al een paar dagen eerder dan de "Alcantara" uit Engeland vertrokken en is met Engelse troepen aan boord even voor Singapore op een mijn gelopen. Het kwam met enige slagzij binnen, maar de waterdichte schotten hebben het goed gehouden. Door de enorme ontploffing is de hele kombuis van het schip verwoest. Nu zal het al het keukengerei van de "Alcantara" tot haar beschikking krijgen.
Vandaag mogen de militairen die familie in Singapore hebben van boord om ze te bezoeken. Er zitten momenteel namelijk veel Hollanders uit Indië in Singapore, die op de gelegenheid wachten om door te kunnen reizen naar Nederland. Een van de jongen waarvan zijn ouders ook op doorreis zijn, kreeg van een oom van hem te horen dat ze één dag voordat de "Alcantara" aankwam al waren vertrokken. Hij had zijn ouders al acht jaar niet gezien en dat hij ze nu net heeft gemist is natuurlijk erg sneu voor hem. Van een jongen die in het Hollandse kamp is geweest, krijgen ze aan boord te horen hoe het er momenteel op Java aan toegaat. De extremisten hebben daar voor een deel de macht in handen en vermoorden iedere blanke die ze te pakken kunnen krijgen. Die arme mensen daar zijn zich geen enkel moment zeker van hun leven. De Ambonezen vechten als leeuwen tegen de terroristen en slachten ze bij honderden af, maar ze hebben bijna geen wapens en zijn met veel te weinig mensen. Overal op Java zitten nog steeds vele duizenden blanken vast in de kampen, die bewaakt worden door Jappen. Af en toe overvallen de extremisten zo’n kamp en moorden dan alles uit. Omdat de Engelsen niet willen ingrijpen, worden ze door de Nederlanders gehaat als de pest. Ze laten alles en iedereen gewoon hun gang maar gaan. Hier op Malakka zitten de Hollanders met 16.000 man, waarom worden zij dan niet ingezet? Onze regering, die het eigen volk niet wil verontrusten en het van de berichten van de Engelsen moet hebben, zegt gewoon dat alles daar rustig is. Nou de werkelijkheid is daar heel anders!
Debarkatie van 8-IV RS en een onderdeel van het Rode Kruis
De Stoottroepen 8(IV) RS in afwachting van debarkatie
En nu ander nieuws: Vanochtend kwam er een schuit met voedsel langszij liggen, die werd gelost door Japanse krijgsgevangenen. Ze werden door de inlandse bewakers stevig aangepakt, net zoals zij dat in de concentratiekampen deden. De scheepsbemanning bekogelde op hun beurt de Jappen met aardappelen, terwijl het voor hun bewakers sigaretten regende. De Jappen hoefden het niet te proberen om op te kijken, want ze kregen meteen een snauw en een trap na. Bij de lading zitten ook spullen voor de kantine, waaronder rollen biscuits die je voor negen pence kunt kopen. Ze zijn heerlijk, hebben de vorm van bitterkoekjes en smaken er ook naar. Tijdens het middageten heeft daardoor eigenlijk niemand meer honger.
De Stoottroepen 8-(IV) RS en het onderdeel van het Rode Kruis gaan vanmiddag van boord
Vanmiddag zijn het bataljon met stoottroepen en de zusters van het Rode Kruis aan wal gegaan, de rest zal morgen aan de beurt zijn. Niets is vervelender en saaier dan te moeten wachten, bovendien blijft het eten slecht! Ontspanning is er haast niet, alleen zo af en toe een film. Er was nog wel even een opstootje waarbij een Engelse kok een mes naar een jongen gooide, die een opmerking had gemaakt over zijn kookkunsten. Hij kreeg dat mes naar zijn hoofd geslingerd, maar zijn doel miste en tegen de stalen wand van het schip aan kletterde en op de grond viel.
Malakka (CHAAH)
Het Kennemerbataljon wordt tijdelijk in Chaah geplaatst! Het kampterrein is een voormalig vliegveld, dat onder de Jappen door Nederlandse gedetineerden en krijgsgevangenen werd aangelegd. Het blijkt één grote vlakte van rode klei te zijn, zonder bebouwing. Het eten is daar beter, maar bij gebrek aan goede latrines kunnen er al snel ziektes uitbreken. Verschillende militairen krijgen dan ook oedeem. Het drinkwater wordt aangevoerd met tankauto's, het wordt uit de kali opgepompt om het vervolgens te zuiveren. Het water is lauw, maar wel gezond genoeg om te drinken. Wassen doen ze zich in dezelfde kali, die op een kwartier loopafstand van het kamp ligt. Niet dat wassen veel helpt, want eer ze terug zijn in het kamp zitten ze alweer onder die vervloekte rode klei. Rode klei ja! Dat is zo ongeveer het enige wat er in ruime mate aanwezig is.
Het tentenkamp Chaah ligt op een voormalig Japans vliegveld waar Japanse krijgsgevangenen de tenten moeten opzetten
Dinsdag 29 januari 1946: De jongens die als eersten in Chaah zijn, gaan vandaag aan de slag met het opbouwen van het kamp. De komende vier dagen zullen ze zo'n 300 tenten opzetten en dat is natuurlijk een hele prestatie. Het zware werk, zoals palen slaan, wordt door de Jappen gedaan. Ze hebben ongeveer driehonderd van die kereltjes tot hun beschikking. Ze werken hard en zijn heel nederig, ze groeten zelfs gewone soldaten heel netjes. Zo nu en dan valt er een geweldige regenbui en dan zijn er telkens weer tenten die kapseizen.
Vandaag gaan ook de achterblijvers van boord
Woensdag 30 januari 1946: De achterblijvers moeten vandaag bovendeks eten, want beneden is alles al schoon. Vandaag om 11.00 uur moet ook de rest van de Kennemers hun bagage klaarzetten voor vertrek. In de middag wordt er nog even een voorraadje biscuits ingekocht en vullen ze hun veldflessen en dan is het wachten tot ook zij naar de wal vertrekken. Om 16.00 uur nuttigen ze hun laatste avond en om 16.30 uur is het ontschepingsappel. Om 17.00 uur gaat eerst de 4e en 5e compagnie van boord en een half uur later vertrekt ook de 3e compagnie. Via de scheepsladder verlaten ze het s.s. "Alcantara" en stappen over op een landingsvaartuig.
Via de scheepsladder wordt de overstap naar het landingsvaartuig gemaakt
De debarkatie is in volle gang
Er is heel wat ruimte op zo'n landingsvaartuig, want de hele compagnie gaat er met gemak op. Nu ze beneden staan en vanaf de lage landingsboot naar boven kijken, lijkt het schip veel groter dan ze eigenlijk dachten. Nadat de motor is gestart varen ze nog eenmaal als een soort ere rondje rond het schip, om vervolgens koers te zetten naar de wal. Op de "Alcantara" brengen de nog achtergebleven manschappen een allerlaatste afscheidsgroet, door hen toe te juichen en de reveille te blazen.
Nog een laatste ereronde rond het m.s. "Alcantara" een laatste groet en dan naar de wal
Al zingend verwijdert de 3e compagnie zich steeds verder van het schip. Ze varen tussen allerlei schepen door, waaronder ook een aantal Hollandse. De palmbomen, havenloodsen en andere gebouwen aan de wal worden nu steeds beter zichtbaar. Als ze om 17.45 uur aan de kade komen staan er mariniers klaar om hun ransel en plunjezak in vrachtwagens te laden. Zelf zullen ze nog een half uur moeten wachten voordat ze naar het station kunnen marcheren.
Met een landingsvaartuig worden ze naar het vaste land gebracht
Zelf dragen ze nu alleen nog hun broodzak, drinkkruik en geweer. Het is 19.00 uur als ze hun lange tropenbroek moeten aantrekken tegen de muskieten en nadat ze zijn opgesteld gaat het in mars richting het station. Ze lopen langs enkele landingsboten, waarvan de grote deuren nog wijd open staan en er zijn bootjes waarin Japanse krijgsgevangenen zitten. Ook hier worden ze dus te werk gesteld, onderdanig en kruiperig als ze zijn groeten ze iedere Engelse soldaat die ze tegenkomen. Vanaf hier marcheren ze naar een behoorlijk groot station van Singapore.
Als ze bij het station aankomen krijgen ze eerst vanuit een kantinewagen thee, biscuits en worstjes, want dit schijnt hun maaltijd te zijn. Daarna wordt verteld dat ze tot morgenochtend moeten wachten voordat er een trein is. Er lopen hier kinderen rond die Japans noodgeld willen ruilen voor sigaretten. In eerste instantie geven ze 1.000 dollar voor 10 sigaretten, maar dat werd al gauw verlaagd naar 5 dollar, of 1 dollar voor 2 sigaretten. Inmiddels zijn een aantal jongens er stiekem tussenuit geknepen om een kijkje te nemen in de stad. Als de M.P. daar lucht van krijgt wordt al snel het hele station afgezet, zodat niemand er meer af kan. Omdat er op het station niet veel valt te beleven liggen ze al snel op een oor, maar op de harde stenen van het perron slaapt het niet echt lekker. Gelukkig is er wel permanent bewaking aanwezig, want er schijnen nogal wat zakkenrollers te zijn die hier hun beroep uitoefenen.
Donderdag 31 januari 1946: Na het ontwaken gaan de jongens eerst opzoek naar een wasgelegenheid. Er blijken maar twee wastafels aanwezig te zijn in heel het station en daar staan al snel twee hele lange rijen wachtenden voor. Voor veel jongens is dat de reden om de wasbeurt maar eens over te slaan. Na eerst wat thee en biscuits te hebben genuttigd vertrekt om 08.00 uur de trein. Onder het zingen van het Wilhelmus vetrekken ze dan eindelijk richting de rimboe. Langs de route liggen dessa’s, kampongs en uitgestrekte rubberbossen, waaraan tijdens de oorlog niet veel is gedaan. Ze rijden langs moerassen, kali’s, sawah’s, platgebrande bossen, oerwouden, bergen, heuvels, olieboortorens en voormalige Jappenkampen. Rond de kampongs staan vooral bananen-, kokosnoten-, bamboe-, dadels- en andere vruchtenbomen. Er groeit veel suikerriet, rijst, pinda’s en wel 100 andere vruchten en groenten. Hier en daar lopen zeboekoeien en zien ze prachtige irrigatiewerken. Tijdens de tussenstops op stations, staan kinderen met kokosnoten, bananen en vruchten die eruitzien als sugetti, deze hebben oranje vruchtvlees en een zwarte pit. Het vruchtvlees is vrij zacht en heel lekker en doen niet onder voor de ananas, die hier ook royaal te koop is. De meeste jongens hebben geen geld meer, dus ruilen ze met sigaretten. Een uur voordat ze bij het station zijn zien ze enorme palmbossen, waarvan de pitten gewonnen worden om er olie uit te halen. Bij het station in Labis aangekomen staan er al vrachtwagens op hen te wachten. Als de hele hap is ingeladen rijden ze langs de bossen naar Chaah, waar ze om 16.00 uur aankomen. Alles bij elkaar hebben ze zeven uur met de trein en bijna een uur met de auto gereisd.
Een palmboomplantage achter bij kamp is goed zichtbaar en een Japanse krijgsgevangene aan het werk met de tenten
In het kamp staan voldoende tenten voor hun klaar, dus iedereen heeft onderdak. Omdat het begint te regenen, willen ze zo snel mogelijk naar binnen. De ‘groentjes’, zoals ze gekscherend worden genoemd, kijken allesbehalve vrolijk. Het kamp geeft hun niet bepaald een goede indruk en daar hebben ze natuurlijk volkomen gelijk in. Voor iedere sectie van twaalf man is er een tent. De tenten zijn vierkant, hebben vier ramen en ingangen en het dak bestaat uit een dubbele laag. Als ze er een half uur in zitten komt er weer een regenbui, deze is zo groot als een kleine donderbui in Holland. Veel regenwater spoelt vanwege de vlakke bodem zo de tent in. Later hebben de Jappen er een goot omheen gegraven, zodat die het water wordt afgevoerd. Ondanks alles stort na een echte hoosbui zo’n hele tent met gemak in. Er staan een twintigtal tenten met keukens en even buiten het kamp zijn de wc’s. De wc’s zijn niets meer dan één grote kuil met een dichte vloer erop. De vloer is voorzien van gaten, waarboven de behoefte gedaan kan worden. Het gat wordt na gebruik afgesloten door een plank waar een stok aan zit. Dat is in de tropen ook wel noodzakelijk, want er kunnen met gemak ziektes worden overgebracht.
Vanmiddag hebben ze hun slaapplaatsen in orde gemaakt. Ze leggen eerst balken en bamboelatten neer, met daaroverheen grote kokosmatten, daar weer op komen de klamboes. Om 17.30 uur moeten ze aantreden, omdat ze een pil krijgen tegen de muggen. Daarna is er voor het eerst sinds 24 uur weer eens goed te eten; gekookte aardappelen met corned-beef en vet. Voor het eerst sinds een maand krijgen ze nu eens echt voldoende vlees te eten en het nagerecht is pap van ananas. Ze hebben in lange tijd niet zo lekker gegeten. Het is inmiddels stikdonker en dan is het wel jammer dat er geen lampen zijn. Ze gaan dus maar vroeg naar bed, want na zoveel belevenissen zijn ze best moe.
Het interieur van een tent en aan het werk bij een geïmproviseerde veldkeuken
De eerstkomende dagen zullen vooral besteed worden met het verkennen van de omgeving. Apen, slangen, zwijnen en grote spinnen is het wild dat ze hier het meest tegenkomen. Ongeveer 10 minuten lopen van het kamp ligt een kampong. Als ze daar iets willen kopen hoeven ze er niet zelf heen te gaan, ze komen het wel brengen. Iedere dag zijn er wel inlanders en Chinezen op het kamp te bespeuren. Er is ook nog een ongeluk gebeurd. Een auto met enkele majoors en sergeanten is over de kop geslagen. De meeste inzittenden zijn gewond, waaronder enkele zwaar. Vanwege zijn verwondingen gaat Majoor Visser van Vriesekoop terug naar Nederland.
Vrijdag 1 Februari 1946: Als vanochtend de reveille over het kamp klinkt hebben de nieuwkomers niet echt zin om al meteen op te staan. Ze blijven liever nog even heerlijk door snurken. Tien minuten voor het eten staan ze pas op. Omdat het water uit de tanks alleen is om te drinken, kunnen ze zich toch niet wassen en de kleren hebben ze ook zo aan. Het ontbijt bestaat uit pap, gemaakt van het overgebleven brood van gisteren. Het smaakt in ieder geval een stuk beter dan die waterige troep op de 'Alcantara'. Na het eten gaan ze naar de kali om zich te wassen. Als ze achter het kamp aankomen, zien ze dat er Jappen bezig zijn met het weghakken van slingerplanten en het hoge gras. Er komen blijkbaar nog meer tenten. Deze Jappen zijn mariniers van het beruchte korps zwemtroepen, die Singapore hebben veroverd. Ze hebben dezelfde gore tronies als de moffen, maar ze zien er niet zo slaafs uit. Ze werken kalm en rustig door en zeggen ook niet veel. Na ongeveer twintig minuten lopen komen ze bij de kali. Deze is ongeveer 5 meter breed en loopt dwars door de palmolieplantages. De oevers zijn dicht begroeid met varens en struiken, als er een tijger uit tevoorschijn zou komen zouden ze er niet eens gek van opkijken. Het water is heerlijk koel en helder, dus ze wassen er ook maar meteen hun ondergoed in.
Vanmiddag wordt er niet veel bijzonders gedaan, maar vanavond gaan ze naar de nabijgelegen kampong. De mensen wonen daar allemaal in plantagewoningen, want de olieplantages zijn hier een van de grootste ter wereld. De blokwoningen in de kampong zijn echter leeg. Als een van de jongens vraagt waarom dat is, zegt een man: Deze mensen zijn door de Jappen meegenomen en naar Thailand afgevoerd. Ze zijn helaas nooit meer teruggekomen!
In de kali van Chaah kan je heerlijk zwemmen en verkoeling zoeken
Zaterdag 2 Februari 1946: Vanochtend zijn ze weer naar de kali geweest, maar nu via een andere route. Nu is het een klein uurtje lopen en tijdens de hele weg wordt er gezongen, erg gezellig. De zon hebben ze op de rug, dus dat kan ook niet beter. Het klimaat valt hier eigenlijk best wel mee; de zon komt om 06.00 uur op en dan is het nog heerlijk fris, rond een uur of acht begint het langzamerhand warm te worden en van 12.00 uur tot 16.00 uur staat de zon op zijn hoogst. Het is hier ongeveer net zo warm als een hete dag in juli in Holland, maar hier hebben ze er meestal wel een heerlijk windje bij. Om 17.00 uur neemt de warmte alweer af en dan wordt het pas echt heerlijk. Als ze bij de kali komen moeten ze eerst over een houten brug. Benedenstrooms van de brug gaan ze baden, want bovenstrooms wordt er drinkwater uitgepompt. Dit doen ze door het drinkwater in linnen zakken met een doorsnee van 2 à 3 meter te laten lopen. Als de zakken vol zijn doen ze er chloor bij om het te zuiveren en na een half uur doen ze er nog een middeltje bij om de chloorsmaak weg te nemen. Al na een kwartier kan het water dan zonder enig gevaar gedronken worden. De installatie wordt bediend door inlandse soldaten.
Zondag 3 t/m maandag 4 februari 1946: Zondag is de kerkdienst in de open lucht, alleen het altaar staat onder een zelfgemaakt tentzeil. In de buitenlucht is zo’n dienst eigenlijk nog fijner dan in de meest mooie kerk. Later op de dag begint het te regenen en blijft het verder druilerig tot aan vanavond. Verder is er niet zo veel bijzonders te melden.
Dinsdag 5 februari 1946: Vandaag zijn alle diensten weer begonnen. Ze duren ’s ochtends van 08.30 uur tot 12.00 uur, daarna is er rust tot 15.00 uur en dan is er van 15.00 uur tot 17.00 uur middagdienst. Het leven bevalt hier uitstekend. Er wordt gelachen, maar ook veel gekankerd, maar dat is typerend voor een Nederlandse soldaat. Vanochtend hebben ze een tekort aan water en is er onvoldoende benzine voor de voertuigen. Als er kokosnoten worden ingeslagen hebben ze in ieder geval weer voldoende te drinken, want in een groene kokosnoot zit wel anderhalve liter heerlijk fris en helder vocht.
Ook op en bij het Kamp Chaah wordt volop handel gedreven
Woensdag 6 Februari 1946: Het regent vandaag aan één stuk door, het is hier dan ook één modderpoel en alles wordt vochtig. Vanwege de regen hebben ze geen ochtenddienst en kunnen ze lekker uitslapen tot 07.00 uur. Ook vanmiddag regent het en hebben ze weer geen dienst. De kleren voelen klam aan en de geweren beginnen te roesten, ze hebben de grootste moeite om ze weer blank te krijgen. Toen het vanavond droog werd, besloten enkele jongens naar een Indische kampong te gaan, want de hele dag in een tent zitten was ook niet alles. Onderweg hielden ze een auto aan en vroegen of ze mee mochten rijden. In plaats dat de auto hen naar de kampong bracht, reed hij een hele andere richting op. Ze vroegen zich af waar ze heen reden, maar al snel bleek dat ze in det achttien kilometer verder gelegen Labis terecht kwamen. Toen ze de chauffeur vroegen om hen terug te brengen, moest er eerst flink onderhandeld worden. Gelukkig was hij bereid om voor een flink aantal sigaretten terug te rijden en hun naar de Indische kampong te brengen. Ze hebben daar nog wat rondgekeken, maar toen was het al snel 22.00 uur en tijd om terug te keren naar het kamp. Vannacht is luitenant Metz en sergeant van Diepen met de stafcompagnie alvast vertrokken naar een kamp vlak bij de Zuid-Chinese zee. Over een dag of vier zal ook de rest daarheen gaan.
Donderdag 7 Februari 1946: Het is gelukkig weer droog vandaag, want ze hebben van 08.45 uur tot 12.00 uur een mars. Langs rode kleiwegen die nog modderig zijn van de regen lopen ze tussen de palmbossen door. Heuvel open en heuvel af, maar toch langzaam in stijgende lijn, tot ze boven op een berg bij een verlaten landhuis zijn. Hier houden ze rust. Ze hebben nu een prachtig uitzicht over de bossen en het oerwoud, tot aan de bergen in de verte toe. Het is mooi om te zien hoe de wolken tussen de bergen vandaan omhoogstijgen. Dit is de natuur op haar mooist. Na een kwartier rust gaat ze weer verder. Totdat een jongen die vooraan loopt een cobra langs de weg ziet, die ongeveer anderhalve meter lang en vijf centimeter dik is. Na een paar ferme slagen met een geweerkolf en een schot uit de revolver van de luitenant is het beest dood en wordt hij als souvenir meegenomen.
Donkere wolken pakken zich samen boven Kamp Chaah
Vrijdag 8 Februari 1946: Vanochtend krijgen ze voor het eerst weer eens uitbetaald. De waarde van het geld is hier anders dan in Engeland, hier is 1 dollar omgerekend 1,18 in guldens waard en is net als de gulden in 100 centen verdeeld. Meteen neemt de handel met de inlanders en Chinezen weer toe, maar ze blijven erg duur, voor een banaan vragen ze gerust 10 cent. Vooral de Chinezen zijn ras afzetters, het gebeurt regelmatig dat ze de boel afzetten als ze iets willen ruilen. De jongens geven het nog liever weg aan een inlander, want dat zijn wel pracht lui. Die zijn tenminste eerlijk en vriendelijk en als ze iets krijgen, zijn ze er net zo blij mee als kinderen met een stukje speelgoed. Zo kreeg bijvoorbeeld iemand een soldatenjack zoals die in Holland werd gedragen, daar was hij zó blij mee, dat hij bij ieder tafeltje salueerde en zich zo trots als een pauw liet bewonderen. Wel wees hij steeds naar zijn oude broek, waarmee hij wilde aangeven dat het hem speet dat die nog niet mooi was. Helaas kon hij daar niet aan geholpen worden. Vanmiddag zijn 56 trucks aangekomen die hen morgen naar het nieuwe kamp zullen brengen. Ook zijn alle voorraden inmiddels ingepakt en vanavond maken de jongens hun spullen klaar.
Zaterdag 9 Februari 1946: Om 06.00 uur staan ze naast hun bed, vouwen de klamboe en dekens op en pakken hun laatste spullen in. De dagorder voor vandaag vermeld: 120 mijl oprukken in noordelijke richting en een stad binnentrekken aan de Zuid-Chinese Zee. De lunchpakketten worden opgehaald en om 09.00 uur komen ze in actie, want de trucks staan te wachten. Voor ieder peloton zijn er twee beschikbaar. Als ze om 09.30 uur het sein krijgen om in te stappen, zorgen ze er als eerste voor dat ze het zo comfortabel mogelijk hebben. Ze rollen het achterzeil van de huif zo ver mogelijk omhoog, zodat ze alles goed kunnen zien tijdens de rit. Om 10.00 uur vertrekt de kolonne uit Chaah. Als ze op de geasfalteerde weg komen gaat het snel voorwaarts. De route loopt dwars door bergen en dalen, langs kali's, kampongs, sawa’s, rubberbossen, platgebrande wouden, palmbossen, tapiocavelden, over baileybruggen en door een klein stadje. Het is een reis om niet snel te vergeten.
Een lang konvooi met legertrucks is door een bergachtig gebied onderweg naar Mersing
Malakka (Mersing)
Om 16.30 uur zijn ze op de plaats van bestemming, gelegen in een buitenwijk van Mersing. Het is een bestaand kamp dat pal aan de Zuid-Chinese Zee ligt. Op het kamp staan witte houten woningen met groene kozijnen, die op vierkante stenen palen zijn gebouwd. Het dak wordt waterdicht gehouden door kleine dakpannen die de vorm hebben van een halve bloempot. Het kamp is omgeven door een bos van klapperbomen, de vruchten ervan kosten hier dan ook niets.
Hein Turk van de 2e compagnie poseert voor zo'n 'paalwoning' en Cor Groot op het strand van Mersing
Dit kamp is bedoeld voor afgetrainde soldaten, dus volgens de Engelsen eigenlijk te zwaar voor hen. Omdat een aantal woningen op slechts 50 meter afstand van zee staan, hebben ze uitzicht over het water. Als het eb is kunnen ze kilometers langs de zee lopen. Het strand bestaat veelal uit slib, zodat het bij laag water erg smerig is. Wat verder in zee is het water weer mooi helder, maar het is wel oppassen want er kunnen haaien zwemmen. De onvergetelijke natuur van dit land is eigenlijk niet goed weer te geven. De mensen hier zijn vooral Chinezen en maar heel weinig inlanders, je hebt dan ook meer het idee dat je in China bent en niet op Malakka. Overal wuiven de mensen hen vrolijk toe en omgekeerd. Alleen de rubberbomen vallen hier uit de toon, ze zijn 15 tot 20 meter hoog en hebben veel takken. Hun lichtgrijze stammen en takken met weinig bladgroei geven de indruk dat ze halfdood te zijn
Een van de vele toko's die Mersing rijk is
Vanavond gaan een aantal jongens naar het dorp, dat voor een groot deel uit winkels en cafés bestaat. Ook hier moet je erg afdingen om niet te worden afgezet. De sigaretten kosten er slechts 1 à 2 cent en de vruchten zijn ook erg goedkoop. Aan suiker hebben ze kennelijk geen gebrek, want alles wat je hier eet en drinkt is erg zoet. Vanavond wordt de post uitgedeeld.
De dorpsstraat in Mersing
Zondag 10 Februari 1946: Vanochtend naar de kerk en vanmiddag naar het dorp. De jongens blijven er verbaasd over hoe gemoedelijk de verhouding tussen hen en de bevolking is. Blijkbaar hebben ze de harten van deze mensen gestolen. Hun kinderen geven ze soms wat of ze spelen er mee. Ze zijn hier van nature erg aardig en heel gevoelig voor een vriendelijke groet of woord. Het is erg gezellig in zo’n inlands dorp, waar de mensen meer op straat dan in huis leven. Na het eten gaan ze naar het strand, het water is dan op zijn hoogst. De zwembroeken gaan aan en met zijn alle springen ze de zee in, heerlijk.
Maandag 11 Februari 1946: Vanmorgen hebben ze een mars. Eerst over de grote kali en dan langs de palmbomen dwars door een dessa. De inlanders staan te kijken, als ze hun strijdlied door het dorpje horen galmen. Na het dorp gaat het langs een landweggetje met diepe autosporen verder, steeds weer bergop en bergaf tussen de rubberbomen door. Als ze op een hoge berg wat rusten, hebben ze een prima uitzicht over de dalen. Daarna gaan ze langs een andere weg weer naar beneden. Zo komen over een smal paadje van witte klei en lopen dwars door de vele soorten varens en struiken onder de rubberbomen. De grond wordt steeds zachter en op een gegeven moment is het moerassig en zakken ze tot hun enkels in de modder. Ze gaan verder, over beekjes en greppels waar meestal gelukkig wel bomen overheen liggen. Soms liggen er geen bomen en dan moeten ze maar zien of ze er overheen kunnen springen. Al gauw wordt het pad nog slechter en dan loopt de slappe klei zo over de beenlappen hun schoenen in. De rit gaat verder, ze komen langs inlandse huisjes en door de sawa’s, waar ze tot over de knieën door het water en de modder moeten. Zo gaat het nog enkele kilometers door, tot ze weer bij de grote weg zijn. Nog nooit hebben ze zo’n zware tocht gemaakt en het vreemde is, dat ze zich na al die inspanning fitter voelen dan normaal. De officieren beloven dan ook, dat ze nog veel meer van zulke tochten zullen gaan maken. Langs de grote weg wringen ze eerst hun kousen uit en laten ze hun schoenen leeglopen, daarna marcheren ze zingend terug naar het kamp. Als ze thuis zijn, gaan ze meteen door naar zee om hun kleren te wassen en zelf een duik te nemen. Dat frist tenminste lekker op. Tot 15.00 uur hebben ze rust, want dat is hier in de tropen gewoon.
Nogmaals het strand bij Mersing
Dinsdag 12 februari 1946: Vandaag hebben ze velddienst. De omgeving is uitermate geschikt om te oefenen. Als je goed gecamoufleerd bent, kun je zonder gezien te worden de tegenpartij makkelijk tot heel dichtbij naderen. Wel jammer dat het hier krioelt van de rode mieren, want die kunnen je heel gevoelig steken. Vanmiddag hebben de jongens van de 3e compagnie sport. Ze beginnen met een estafetteloop op de korte baan en vervolgens op de lange baan. Verder wordt er geoefend in hoogspringen en acrobatiek en na het avondeten is er ook een partijtje voetbal tussen hen en een team van onderofficieren uit het bataljon. Ter afsluiting van de dag hebben ze les in de krijgstucht. Zo wordt er door de compagniescommandant gevraagd, of ze de Jappen moeten teruggroeten. Ja, wordt er meteen geroepen. Dat is dus niet het geval antwoord hij, want ze hebben zich als beesten gedragen. Hij vertelt dat ze in Singapore bijvoorbeeld 14 meisjes hebben opgeblazen door ze met water vol te laten lopen, net zolang totdat ze barstten. Dat zijn natuurlijk dingen die te verschrikkelijk zijn voor woorden, maar goed dat ze afgestraft worden en nu hard voor hen moeten werken.
Vandaag zijn ook de laatste jongens uit Chaam vertrokken. Om 11.00 uur zijn ze in de trucks gestapt en verlaten ook zij het tentenkamp. Onderweg zien ze hoe de apen in de bomen stoeien, maar als de trucks te dicht in hun buurt komen gaan ze er snel krijsend vandoor. Om 17.00 uur komen ze in Mersing aan. Ze worden met 100 man in een villa gehuisvest, verdeeld over twaalf kamers. Badkamers en elektrisch licht zijn hier gelukkig ook aanwezig. Ze moeten voorlopig wel op de grond slapen, maar er is beloofd dat ze vrij snel bedden zullen krijgen. Lang niet gek als je dit vergelijkt met de tenten en rode klei in Chaah!
Woensdag 13 februari 1946: Voor vandaag staan exercitie en velddienst op het programma en vanmiddag sport. Als ze onderweg zijn naar het sportveld moeten ze stoppen voor een lange stoet mensen die het begin van de droge moesson vieren. De hele dag wordt er feest gevierd en ook vanavond is het erg gezellig in het dorp. Momenteel is het eten op het kamp erg schaars. De fouragedienst moet iedere dag voor de voorraad voedsel naar Singapore, maar omdat ze daar nog steeds staken is het erg moeilijk om aan voldoende eten te komen.
Voor de nieuwkomers is lang niet alles meteen goed geregeld, zo krijgen ze pas om 11.00 uur voor het eerst wat te eten. Daarna brengen ze hun spulletjes aan kant en gaan ze de omtrek een beetje te verkennen. Als ze nog maar net in het bos zijn, ontdekken ze achter een gebouw zeven doodskoppen en andere beenderen. Volgens de inlanders zijn deze van mensen die door de Japanners zijn vermoord. Ook hier hebben ze dus verschrikkelijk huisgehouden. Sommige dorpelingen spreken een beetje Engels en van hen horen ze nog wel meer. Zo zijn veel kinderen hun ouders verloren en andersom. Enkel en alleen door die verschrikkelijke Japanse moordzucht. Veel gebouwen zijn verwoest, ook de bioscoop, maar het dorp ligt wel heel mooi aan de monding van een rivier.
De kali die dwars door Mersing stroomt en de baai met de monding naar de kali
Donderdag 14 februari 1946: De dag begint met ochtenddienst van 08.30 uur tot 12.00 uur. Het wordt weer een jungleloop met een worsteling door de struiken en het alang-alang (hoge gras), om vervolgens door een kali te waden en dan weer verder te trekken door het oerwoud. Na afloop gaan ze eerst eten en dan middagrust tot 15.00 uur, daarna middagdienst tot 17.00 uur, weer eten en dan vrij tot 22.00 uur. Hierna gaan de nachtdiensten in. Er wordt vandaag een order voorgelezen, waarin de bataljonscommandant bekend maakt dat dit het mooiste kamp van Malakka is. Hij zal er zorg voor dragen dat er zoveel ontspanning komt, als onder de gegeven omstandigheden maar mogelijk is. Er komt een prachtige kantine, er worden films gedraaid en er zullen sportwedstrijden worden georganiseerd. Kortom, hij zal zijn uiterste best doen, dat ze hier een zo goed mogelijke tijd zullen hebben.
Vrijdag 15 februari 1946: Dit is dag dat het Kennemerbataljon en 1-4 R.I. worden toegevoegd aan de W-brigade. Het 4e Bataljon Regiment Stoottroepen zal er vanaf maart bijkomen en op vier mei als laatste 1-11 -R.I. Vandaag is er een piano en radiogrammofoon gebracht, die allebei in de kantine worden geplaatst. Gelukkig zit er een goede pianist tussen de militairen, zodat het met die piano wel goed komt. Vanmiddag proberen enkele jongens langs de weg stroom af te tappen voor hun radio. Als de klus geklaard is blijkt dat de stroom niet sterk genoeg is om de radio te laten spelen. Erg jammer, want ze wilden graag naar muziek en het Nederlandse nieuws luisteren. Ze blijven dus aangewezen op de krant de 'Oranje' die in Singapore wordt gedrukt, hierin staat in ieder geval wel veel over de toestand in Ned. Indië geschreven.
Zaterdag 16 februari 1946: Vandaag wordt een officier van de 3e compagnie bevordert tot tweede luitenant. De beëdiging wordt afgelegd op het voetbalveld, waarbij het hele bataljon aanwezig is voor de parade. Tijdens de ceremonie zweert hij eeuwig trouw aan de koningin en dat hij zich zal onderwerpen aan de krijgstucht en zal gehoorzamen aan alle wetten. De ceremonie wordt afgesloten door de bataljonscommandant en daarna marcheren ze naar het gebouw waar de bataljonsstaf zetelt, om de parade af te sluiten. Vanavond wordt de kantine officieel geopend. Een jongen van de 3e compagnie zal als pianist de muziek verzorgen, samen met twee trompettisten, een accordeonist en een fluitist. De door de NAAFI toegezegde kantinespullen zijn nog steeds niet aangekomen, maar de koks hebben wel koffie met gebak gemaakt, zodat er toch nog iets feestelijks op tafel komt. Na de koffie worden er zowel optimistische als ernstige redevoeringen gehouden. Het komt er in ieder geval op neer, dat de jongens hun kameraadschap zoals die nu is moeten behouden en elkaar in moeilijke tijden zullen blijven steunen. De geest die momenteel in het bataljon heerst is uitstekend en iedereen die daar deel aan neemt mag daar trots op zijn. Eerder was al gehoord, dat het niet voor niets is dat juist zij hier in Mersing kwamen. Dit bataljon schijnt de meeste discipline te bezitten, zodat deze bijzondere plek hun werd toebedeeld.
Aandachtig luisteren de jongens tijdens een theorieles in de buitenlucht
Zondag 17 februari 1946: De dagen zijn nagenoeg allemaal hetzelfde, maar tijdens een tocht door de rimboe valt er nog weleens iets leuks voor. Zo komen ze een keer tegenover een sloot te staan, de meeste jongens springen er goed over, maar komen wel tot hun knieën in de modder te staan. Soldaat Luiken nam ook een geweldige sprong, maar kwam tegen de schuine kant van de sloot terecht en smakte vervolgens achterover en kopje onder in de drek. Ondanks dat hield hij zijn geweer wel met één arm keurig boven water. De rest moest daar natuurlijk enorm om lachen. Ook vandaag viel er iets leuks voor. Enkele jongens gingen de rimboe in voor een heerlijk dagje ontspanning, tot ze op een bijennest stootten en om 12.00 uur alweer terug waren. Bij een van hen werden zo’n 30 angels uit zijn nek en gezicht gehaald en als je dan zelf het slachtoffer niet bent kan dat best grappig zijn. De arme drommels zijn er dan ook danig om gepest. Om 12.00 uur is het warm eten, aardappelen met gehakt en pruimen. Ze mogen zoveel eten als ze zelf willen en daar wordt dan ook dankbaar gebruik van gemaakt. De staking in Singapore zal dan zeker wel voorbij zijn?
Maandag 18 februari 1946: De ochtend verloopt vrij rustig en na het middageten krijgen ze les in bajonetvechten. De MP is vandaag uitgerukt voor het opsporen van een vermiste jongens, die sinds gisterenavond wordt vermist. Vanavond krijgt de 3e compagnie bezoek van de bataljonscommandant. Er worden enkele kwesties besproken en het gaat er gemoedelijk aan toe. Totdat een luitenant plotseling met veel lawaai hard komt aanlopen. Hij heeft de ontstellende mededeling dat er een jongen van de 4e compagnie is verdronken. De bataljonscommandant vertrekt met een aantal jongens en zaklantaarns om hem te zoeken. Om 21.00 uur krijgen ze in het kamp het bericht dat ze hem niet meer hebben gevonden. Vermoedelijk is hij door de vloedstroom verder de zee ingetrokken? Als de jongens naar bed gaan wordt er nog lang over dit voorval gesproken.
Dinsdag 19 Februari 1946: Voor vandaag staat er een grote mars op het programma. Vele kilometers lopen ze langs mooie wegen en over landweggetjes, om vervolgens over smalle paden tegen de steile heuvels op en er weer af te klauteren en dan weer door een dicht stuk oerwoud te trekken. Het gaat zo maar door, tot er plotseling twee bataljon afhaken. Het is hun kennelijk te zwaar geworden. Na nog eens enkele steile hellingen te hebben overwonnen, gaan ook de volhouders langs diezelfde weg weer terug. De zon brandt fel en er staat geen greintje wind. Er is niet één jongen die nog een droog draadje kleding aan het lijf heeft. Op de heenweg hebben ze nog drie keer kunnen rusten, want dat was onder het bevel van de compagniescommandant. Nu heeft de bataljonscommandant van het derde het voor het zeggen en lopen ze aan één stuk door terug naar het kamp. Zingend marcheren ze langs wegen en dorpen, inlanders kijken toe en vinden het prachtig. Vlak voor het kamp gaat het ineens in marstempo verder en keurig in het gelid lopen ze het terrein op, alsof ze net een kleine exercitie hadden. De jongens die eerder al afgehaakt waren staan vol verwondering te kijken. Ook hun commandanten kijken er raar van op, dat ze na zo’n zware tocht toch nog zo mooi kunnen exerceren. Meestal lukt dat ook niet, maar als ze er eenmaal goede zin in hebben, kunnen ze het net zo goed als een keukorps. Het is pracht geweest zo voor vandaag, ze zijn moe en hebben razende honger. Vandaag is door de 4e compagnie de hele dag gedregd naar de verdronken jongen, maar ook nu weer zonder resultaat.
Woensdag 20 februari 1946: Om 08.00 uur is er een vlaggenparade waarbij het Wilhelmus wordt gespeeld. Daarna is er inspectie door de bataljonscommandant en de regimentscommandant. De MP was in tussentijd weggeroepen omdat er een lijk uit zee was gehaald. Na identificatie bleek het vermoeden juist en werd de jongen van de 4e compagnie naar het hospitaal vervoerd. Om 14.00 uur wordt er plotseling geschoten, maar toen ze in het dorp kwamen was het al afgelopen. Het geval was dat Chinese communisten een demonstratie hielden, waarbij met stenen naar de inlanders en de Engelsen werd gegooid. Toen een Engelse commandant hierbij gewond raakte, gaf hij opdracht om te vuren, waarbij zes Chinezen werden gedood. Vanaf nu worden er dubbele wachtposten uitgezet om de boel in de gaten te houden.
Donderdag 21 februari 1946: Dit wordt geen prettige dag. Garrelt Vinke, de jongen van de 4e compagnie die in zee is verdronken wordt vandaag begraven. Zijn kleren waren al snel gevonden, maar van Vinke zelf was enkele dagen geen enkel spoor. Toen hij gevonden werd was hij niet meer te herkennen, maar de arts van het bataljon heeft hem kunnen identificeren aan zijn gebit. Van iedere militair is namelijk een gebitskaart aanwezig. Vanmiddag wordt hij hier in Mersing, dus ver van zijn huis begraven. De plechtigheid is indrukwekkend: Het vuurpeloton brengt enkele saluutschoten boven zijn graf, daarna spreken zowel de commandant als de dominee enkele woorden. De dominee haalt aan dat Garrelt zijn leven heeft gegeven om het vaderland te dienen. Het is treurig voor zijn ouders en verloofde. Zij zullen zich moeten sterken met de gedachte dat het Gods wil is geweest om hem op jeugdige leeftijd naar zich toe te halen. Garrelt Vinke kwam uit Nieuw-Vennep.
Majoor Chris van Kammen legt bloemen bij het graf van Garrelt Vinke
Kranslegging en de daarop volgende slotceremonie
Vrijdag 22 Februari 1946: Voor de jongens die afgelopen nacht wacht hadden werd het weer spannend. De plaatselijke bevolking verwachte namelijk een aanval van de communisten. Rondom het hele dorp lagen de Maleisiërs met kapmessen. Vanwege de onrust werden er dubbele patrouilles op pad gestuurd, zodat ze bij eventuele gevechten het kamp konden beschermen en indien nodig om de Brits-Indische politie te assisteren. Het bleef echter rustig, want er werd geen enkele communist gesignaleerd. Vandaag gaan de derde compagnie en de stafcompagnie samen een oefening doen. Om 5.00 uur staan ze al naast hun bed en iedereen moet mee. Ze gaan een kampong zuiveren waar verzetslieden zitten. Ondanks dat het 1e peloton nooit op zijn stelling is aangekomen, vind de compagniescommandant toch dat de oefening goed is geslaagd.
Zaterdag 23 februari 1946: Vanochtend wordt er alweer een officier beëdigd tot tweede luitenant. Omdat de jongens tijdens de afgelopen week zo goed hun best hebben gedaan, zijn ze na de parade de rest van de dag vrij. Ze gaan vanmiddag naar het dorp om inkopen te doen. Als een van de jongens een Brits-Indische politieman ziet vissen raken ze al snel in gesprek. Hij vertelt over de gespannen sfeer tussen zijn volk en de Chinezen en dat zijn vader en twee broers die door de communisten zijn vermoord. Toen de jongen vertelde dat hij had gezien hoe een Brits-Indische politieman een communist vermoorde, zij hij dat het heel goed mogelijk is dat hij dat was. Terug op het kamp wordt om 16.00 uur een voelbalwedstrijd gehouden.
Het voetbalelftal van de 4e compagnie
Zondag 24 februari 1946: Het regent vanochtend pijpenstelen, dus rennen ze met hun gascape (poncho) aan richting de kerk. Na de kerkdienst wordt er in de kantine klassieke pianomuziek gespeelt. Een kapitein van de KNIL die aan 2-4 RI is toegevoegd blijkt een begenadigd speler, want ook hij speelt enkele mooie stukken. De rest van de dag wordt gevuld met wat rondhangen, lezen en brieven schrijven.
Maandag 25 februari 1946: Omdat ze zo'n zware week achter de rug hebben, wordt ook vandaag een zondagsdienst gehouden. 's Ochtends hangen ze wat rond en wordt er gewandeld. Ook maken ze foto's voor de bungalow en spreken af om gezamenlijk voor de kosten op te draaien van het ontwikkelen van de filmpjes. De prijs voor dit alles in nogal hoog, alleen voor een filmpje van acht foto's betaal je al vier dollar. Vanmiddag gaan ze in de omgeving nog wat mooie plekjes opzoeken om nog meer kiekjes te nemen. Zo worden er foto's genomen vanaf een berg achter de bungalow met de zee als achtergrond en op de kampong. Ze nemen zelfs foto's als ze in hun veldtenue tussen de struiken en het hoge gras liggen.
Training met volle bepakking
Dinsdag 26 februari 1946: Vanochtend staat er een prachtoefening op het programma. Ze moeten een landingsoefening doen op het strand en mitrailleursnesten opruimen die zich op de hoge heuvels bevinden. Eerst lopen de jongens tot hun middel in de zee en verschuilen zich achter de rotsen, daarna begint de aanval. Ze haasten zich naar de wal en breken bijna hun nek over de rotsblokken. Als ze het slibachtige strand bereikt hebben, wordt het bevel gegeven om dekking te zoeken. Met een plons vallen ze als een dode neer, half in het water en half in het slib, een belachelijk gezicht. Vervolgens kruipen ze twintig meter voorwaarts en komen ze bij struiken aan de voet van de heuvels. Hier stellen ze zich gecamoufleerd op in linie en gaan ze vervolgens tegen de heuvels opwaarts verder. De linie bestaat uit zes secties. Ze bewegen zich liggend over de grond voort, eerst door een prikkeldraadversperring en dan door het hoge gras, tot ze een goede vuurpositie hebben. Nu moeten ze wachten tot de verkenners terug zijn. Als deze hun rapport hebben uitgebracht volgt niet lang daarna het bevel om verder te gaan. Zo snel als mogelijk is bewegen ze zich voorwaarts, totdat ze bij dicht struikgewas aankomen.
Bespreking voorafgaande aan een landingsoefening
Nu begint het echt goed steil te worden. Er wordt weer contact gelegd met de verkenners en voorwaarts of liever omhoog gaat het weer. Het wordt als maar spannender, want ze moeten nu dwars door een vlechtwerk van taaie varens, lianen en struiken zien te komen. Met grote stappen en de benen zo hoog mogelijk opgetrokken proberen ze zich er doorheen te worstelen. De hindernissen worden als maar moeilijker. Als de varens te hoog worden om er overheen te kunnen springen, gaat het half liggend en kruipend door die verende massa verder. Als ze plotseling in een loopgraaf zakken wordt hiermee ook de zon verduisterd. Via een prikkeldraadversperring komen ze ook door deze hindernis heen, maar liggen ze inmiddels wel helemaal onder de varens en lianen bedolven. Met de stengun als hakmes wordt er een weg doorheen gebaand. Doordat de heuvels nog steiler worden is het erg moeilijker om deze te beklimmen, soms zakken ze twee passen naar beneden terwijl ze een stap naar boven proberen te doen. Daar komt nog bij dat de bodem hier uit gladde leem bestaat, maar ze komen toch langzaam vooruit. Als er uiteindelijk weer wat zonlicht is te zien, is dat een teken dat het gewas minder dicht wordt. Hoelang ze over het stuk hebben gedaan weten ze niet, maar als ze na een laatste prikkeldraadversperring het hoge gras weer bereiken, staat daar hun sectiecommandant, die vraagt waar ze zo lang bleven. Het blijkt inmiddels 11.45 uur te zijn en even later horen ze het fluitsignaal om te verzamelen. De oefening die tot dusver goed geslaagd is, wordt wegens tijdgebrek onderbroken. Ze waren pas op de helft van de helling en zouden het dubbele van de tijd nodig hebben om heel de oefening af te maken. De midden-secties hebben de vijand wel weten te bereiken. Als ze op de berg verzameld zijn, gaan zij in ieder geval terug naar het kamp.
Woensdag 27 Februari 1946: Om 9.00 uur wordt op het voetbalveld een parade gehouden, ter herdenking aan de Slag op de Javazee. Voordat de majoor zijn toespraak houdt, is er eerst één minuut stilte. Tijdens zijn toespraak zegt hij: Laat ons ook gevolg geven aan de oproep van bevelhebber Karel Doorman die hij aan zijn mannen deed: 'Ik val aan, volg mij!'. Met als boodschap dat ook zijn jongens in diezelfde geest hun plicht zullen vervullen in de nabije toekomst. Daarna klinkt het Wilhelmus, dat met gedempt trompetgeluid en zacht tromgeroffel heel indrukwekkend klinkt. Hierna is er een defilé voor de bataljonsvlag, die net als alle andere vlaggen in het kamp halfstok hangt. Het is een pracht parade. Zo ver van huis voelen de jongens zich op hun best, bij een bijeenkomst waarin hún bataljonscommandant het middelpunt vormt. Wel jammer dat de Engelsen het een beetje bederven, door niet in de houding te staan tijdens het Wilhelmus. Per slot van rekening zijn onze mensen in de Javazee toch ook voor hen gevallen. Na afloop van de parade moeten ze eerst de bungalows schoonmaken, daarna kunnen ze gaan zwemmen in de zee. Sinds het treurige verlies van Garrelt Vinke mag dit alleen onder begeleiding.
Bataljonsparade ter herdenking aan de Slag op de Javazee
Donderdag 28 Februari 1946: Vandaag is er onder leiding van sergeant-majoor de Mooy (een oud Indië militair) een oefening in het bouwen van een bivak in de wildernis. De Indische soldaten hebben daar al ruimschoots ervaring mee en nu is het hun beurt. Zo’n bivak wordt het liefst in de buurt van een kali opgezet en bestaat uit een schuin afdak met zeilen erover, groot genoeg dat iedereen er net onder kan. Rondom het bivak wordt tot 5 meter alle bebossing weggekapt en daar omheen komt een omheining. Buiten de omheining wordt nog eens 10 meter bos weggekapt, ter bescherming tegen nachtelijke overvallen. Zo'n bivak is bij de Indische soldaten in één uur klaar, maar zo vlug zal het de Hollandse jongens voorlopig niet lukken.
De jongens van de 3e compagnie hebben vandaag een heel andere oefening. Verdeelt over twee secties staan ze als vijand tegenover elkaar. Een sectie moet via een van tevoren bepaalde route op patrouille en zal ergens onderweg in een hinderlaag lopen van de tweede sectie. De eerste sectie heeft al snel een vermoeden dat de tweede sectie bij een kruispunt in een hinderlaag ligt. Uiterst voorzichtig en behoedzaam rukken ze op naar dat kruispunt, terwijl twee verkenners al vooruit zijn gestuurd. Voorzichtig en loerend kruipt dit tweetal over de weg, maar ze zien en horen niets, dus geven ze aan dat de rest ook kan komen. De verkenners hebben de tweede sectie niet ontdekt, maar ze zitten er wel. Op het moment dat de eerste sectie in open veld komt beginnen ze meteen te schieten en komen ze vanachter de bosjes vandaan om hun te overmeesteren. De jongens van de eerste sectie zijn totaal overrompeld. Omdat de tweede sectie zich prima achter de struiken had verstopt, konden de verkenners ze onmogelijk hebben gezien. Na een korte nabeschouwing gaan ze naar het kamp terug en is de dag wat de dienst betreft voorbij.
Vrijdag 1 maart 1946: De ochtend begint al meteen goed. Ze krijgen te horen dat ze over een maand naar Java zullen vertrekken. Inmiddels zijn ze ook al de rimboe in geweest om snipers op te sporen. Snipers zijn scherpschutters die zich verdekt opstellen langs een weg, om zoveel mogelijk slachtoffers te maken. De Jappen hebben ze ook ingezet, ze kwamen er dan meestal niet levend vanaf, maar dat scheen ze niet te deren. Snipers kunnen overal zitten, bijvoorbeeld in een klapperboom waarin ze zich vastbinden, hierdoor zal de vijand meer patronen verschieten dan noodzakelijk is. Vanmiddag gaan een aantal jongens naar de bioscoop in Kluang. Kluang ligt meer dan 100 kilometer verderop, dus hebben ze daar een hele middag voor nodig.
In de houding voor het kamp in Mersing
De jongens van de derde compagnie hebben vanochtend exercitie en theorieles. Na het middageten gaan ze naar een demonstratie van het Scottish Regiment kijken. Deze soldaten zijn sinds een week bij 2-4 RI gedetacheerd. Ze laten zien hoe zij zich camoufleren en voortbewegen in het terrein en ze doen enkele veldoefeningen. Heel toevallig gaan ze op hetzelfde kruispunt waar ook zij gisteren hebben geoefend op patrouille en stuitten daar op een mitrailleursnest. Deze jongens pakken het alleen wél handig aan en vernietigen het mitrailleursnest. Als ze naar bed willen gaan wordt er plotseling geschreeuwd dat er post is, dus van slapen komt voorlopig niks.
Zaterdag 2 maart 1946: Vandaag begint om 10.00 uur het grote sportevenement de 'Olympiade', met daarin kogelstoten, hardlopen enzovoort. De hele dag zijn er wedstrijden, met vanavond een estafette als finale en ter afsluiting een fakkeltocht en een kampvuur. Omdat bij het begin van de estafette een enorme onweersbui losbarst, word deze helaas afgelast, maar als het om 20.00 uur weer droog is, worden de estafette en de fakkeltocht alsnog gehouden. De fakkeltocht is erg mooi om te zien en als ze ermee klaar zijn worden er meteen de zes kampvuren mee aangestoken. Als die zijn uitgebrand worden de uitslagen van de wedstrijden bekend gemaakt.
Zondag 3 maart 1946: Vanmiddag krijgen ze bezoek van enkele officieren van de gezondheidsdienst die de boel komen inspecteren. Vanavond wordt er op het voetbalveld een film gedraaid. Ondanks dat het doek en filmapparatuur midden op het veld zijn opgesteld, hebben ze toch een mooie heldere weergave in de buitenlucht. De film speelt voor het grootste deel af in de rimboe van Trinidad.
Maandag 4 maart 1946: Er is een geval van kinderverlamming opgedoken. Een jongen uit Haarlem is het slachtoffer. Meteen worden er nieuwe verordeningen uitgevaardigd. Zo mogen ze niet meer naar het dorp en is de kantine voorlopig gesloten. De inlandse jongens mogen ook de was niet meer komen doen en ga zo maar verder. Opeens is er nu wél allerlei materiaal beschikbaar om het vuil te bestrijden. Al snel is er geen enkele vlieg of zelfs made meer te bekennen. Vreemd toch, waarom kan dat nu opeens wel?
Dinsdag 5 maart 1946: Vanwege de verordeningen hebben ze vanochtend exercitie op het eigen terrein. Na de dienst mogen ze wel naar het strand om te zwemmen en vanmiddag mogen ze ook weer buiten het terrein komen, maar nog niet naar het dorp. Ook de kantine blijft nog gesloten.
Woensdag 6 maart 1946: Omdat vandaag een Engelse kolonel het kamp zou komen inspecteren, hebben ze de hele dag vrij. De beste man is echter niet komen opdagen. Verder zijn er geen bijzonderheden te melden.
Donderdag 7 Maart 1946: Enkele dagen zijn verstreken zonder noemenswaardige gebeurtenissen, maar vanochtend hebben ze een hele grote oefening. Eerst een uurtje marcheren naar de plaats van bestemming en dan in colonne tegen de heuvels op om stelling te nemen. Vooral op de heuvels, vanwaar ze de weg beneden verkennen, brandt de zon fel. Ondanks al het gezweet is het een mooie oefening en na een paar uur gaan ze terug naar het kamp. Ander nieuws: Van 16.00 uur tot 17.00 uur moeten ze hun citybags inpakken. Dat gebeurt natuurlijk niet als ze hier nog een week zouden blijven. Morgen zal ook de administratieve dienst hun spullen gaan inpakken.
Vrijdag, 8 Maart 1946: Vanochtend is er een veldoefening door de rubberbossen en om 14.00 uur is er een demonstratie van het Schotse trainingsteam. Die training is wel aardig, ze hebben de oefeningen in ieder geval goed volbracht. Vandaag is de onderbevelhebber van het S.E.A.C. op bezoek geweest, om een oordeel te vellen over de vorderingen van het bataljon. Omdat ze nu alles moeten inpakken, gaat de stemming ineens met sprongen omhoog. Dat gaat dus de goede kant op! De afgelopen dagen zijn al een aantal jongens vertrokken. Ze gingen, of naar het hospitaal, of ze werden afgekeurd en keren terug naar Nederland.
Zaterdag 9 Maart 1946: De dagen verstrijken en de spanning stijgt ten top. Alles staat in het teken van vertrek, maar ze weten nog steeds niet waar ze in Indië aan land gaan. Waarschijnlijk zullen ze ergens langs de kust worden afgezet, met een soort invasie als vervolg. Maar moeten ze dan zwemmen, of gaan ze met kleine bootjes aan land en... zullen ze dan met vlaggen of met kogels worden ontvangen? Geen mens die het weet, ze moeten in ieder geval wel met alles rekening houden. De gehele dag hebben ze niets anders gedaan dan pakken en om 17.00 uur moeten ze volledig bepakt aantreden. Als ze weg gaan moet alles in een uur klaar staan, dus hun bepakking moet dan wel steeds klaarliggen. Ze kunnen morgen al weggaan, maar het kan ook gerust nog een week duren. Vanmorgen is een vaandrig gepromoveerd tot eerste-luitenant en dat is wel een feestje waard. Als er iemand is die een bevordering verdient dan is hij het wel, een betere commandant kunnen ze niet krijgen.
Zondag 10 maart 1946: Vandaag worden er nieuwe uniformen uitgedeeld. Zowel gisterenavond als vandaag is er veel bier verkocht, zelfs zoveel dat ze er een beetje te vrolijk van werden. Met het resultaat dat ze nu een platte beurs hebben.
Maandag 11 maart 1946: Alle hoop op vertrek wordt de grond weer ingeslagen. Ze gaan dus toch voorlopig niet weg. Als reden wordt opgegeven dat er een nieuw geval van kinderverlamming is opgedoken, maar of dit ook werkelijke de reden is? Er zal wel meer achter zitten. De stemming is er in ieder geval niet beter op geworden. Vandaag is vaandrig Tap bevordert tot 1e luitenant, hiermee heeft hij het commando over de 3e compagnie op zich genomen.
Dinsdag 12 t/m donderdag 14 maart 1946: De komende drie dagen verlopen zoals gebruikelijk. Dinsdagochtend sport en 's middags theorieles, woensdag schietoefeningen en donderdag een mars lopen. Verder zijn er geen bijzonderheden
Vrijdag 15 maart 1946: Vandaag wordt er een velddienstje gehouden en daarna zijn ze verder vrij. Als ze vanmiddag naar het strand gaan, zien ze dat de golven behoorlijk hoog zijn, dus dat wordt genieten. Als ze klaar zijn met zwemmen, komt net de zoon van de dorpsdokter met zijn half paard - half ezel het strand oprijden. De jongens vragen of zij er een keer op mogen rijden, waarop hij gewillig toestemt. De eerste die het probeerde maakte een gelaagde wandeling, maar de tweede ging al meteen verkeerd op het beest zitten. Achter op de rug zittend ging het arme dier al snel in galop en toen ging het meteen mis. Met een enorme klap maakte hij een noodlanding op het strand en lag meteen in het zand te bijten. Het geschrokken dier koos meteen het hazenpad en vertrok richting zijn stal, de onfortuinlijke ruiter werd natuurlijk hartelijk uitgelachen.
Groepsfoto op de rotsen bij het strand (Piet Heems)
Zaterdag 16 maart 1946: Vandaag bestaat het bataljon een half jaar en dat vieren ze met een gezellige avond in de kantine. Er is muziek, zang, een voordrachtje en een glaasje bier. Een hele compagnie vertrekt al in het begin van de avond, omdat de heren officieren op dezelfde plek willen zitten waar al jongens zaten, maar verder bleef de stemming gelukkig goed. Enkele sprekers brengen de moeilijkheden naar voren die het bataljon momenteel ondervindt. Ondanks dat overal aan is gewerkt, blijft het resultaat klein en de tegenwerking groot, maar ze zullen hoe dan ook de moeilijkheden overwinnen. Ze zullen bewijzen dat ze hiertoe in staat zijn.
Zondag 17 maart 1946: De stemming is nog steeds slecht en veel bijzondere dingen gebeuren er momenteel niet. Gewoon de dagelijkse diensten en zo af en toe een aardig feestje. De heren in de keuken hebben voor vandaag een heerlijk zondagsmaaltje bereid; rode bieten, sperziebonen, komkommer, aardappelen en vlees met heerlijke jus. Sperziebonen groeien hier ook, alleen zijn ze hier wel wat langer dan je in Holland gewend bent. Verder wordt de dag doorgebracht met wat luieren, brieven schrijven en lezen.
Maandag 18 maart 1946: Vanmorgen hebben ze velddienst tot 12.00 uur en na het middageten zijn ze vrij tot 16.00 uur. De natte moesson schijnt nog niet helemaal voorbij te zijn, want het regent momenteel pijpenstelen. Vanavond krijgen de jongen van de 3e compagnie les van de sectiecommandant. Het wordt een hele interessante les in kaartlezen, het gebruik van het kompas en nog meer van die dingen.
Zaterdag 23 Maart 1946: De afgelopen vijf dagen zijn er geen noemenswaardige dingen voorgevallen, alleen velddiensten, theorielessen en de dagelijkse beslommeringen. Vandaag krijgen de jongens een nieuwe tropenhoed, het is een soort flaphoed waar veel geintjes over worden gemaakt. De kwartiermakers verlaten vandaag Mersing, zij zullen morgen met het s.s. "Nevasa" vanuit Singapore naar Java vertrekken, samen met de jongens van 1-5 R.I., 2-5 R.I. en het G.B.I. Vanavond is het erg gezellig in de kantine, waarbij sergeant Blauwe een lezing geeft over zijn belevenissen bij de Prinses Irenebrigade.
Kwartiermakers met flaphoed op poseren voor het s.s. "Nevasa"
Zondag 24 maart 1946: Het is zondag dus rustdag. Na de kerkdienst gaan ze eerst lekker eten en vertrekken daarna naar het strand om te zwemmen. De rest van de dag wordt zoals alle andere zondagen gevuld met luieren, lezen en schrijven. Vanmiddag zijn de trucks gearriveerd waarmee ze naar Singapore zullen gaan.
Vertrek van Malakka
Maandag 25 maart 1946: Vandaag vertrekken ze dus echt. Tijdens het ochtendappel wordt bekend gemaakt dat ze om 10.00 uur gepakt moeten aantreden. Daarna zijn ze voor de rest van de dag vrij, want het vertrek is bepaald op 02.00 uur vannacht. Hun bepakking bestaat uit een volle citybag, een rugzak, een zeiltje, twee dekens en een klamboe, alles bij elkaar een behoorlijk vrachtje. Om 11.00 uur zijn ze bezig om de trucks te laden met allerlei bagage, daarna is het wachten tot ze vertrekken. De avond wordt doorgebracht bij een kampvuur met voordrachten en liederen zingen. Om middernacht krijgen ze brood. Het licht is dan al afgesloten, maar met behulp van het kampvuurtje hebben ze voldoende licht om te zien wat ze naar binnen werken. Om 01.00 uur beginnen ze met het inladen van de trucks. Met de bepakking hoeven ze gelukkig niet ver te sjouwen, want de trucks staan naast de gebouwen opgesteld. Na heel wat strubbelingen met de chauffeurs zitten ze om 03.30 uur allemaal in de trucks en kan de colonne vertrekken.
Op naar het 180 km verder gelegen Singapore! Het is wat moeilijk om de rit goed te beschrijven: Ze zitten, of beter gezegd, hangen en liggen over de plunjezakken en kisten munitie in grote vrachtauto's met Engelse chauffeurs. De chauffeurs blijken oververmoeid te zijn, want ze zitten half te suffen achter het stuur. Al hortend en stotend proberen ze met zeventien man in een truck in de meest onmogelijke houdingen te slapen. De een slaapt kort, terwijl de ander licht te ronken alsof er geen enkel vuiltje aan de lucht is. Die schijnen dus wel goed te kunnen slapen. Als ze wakker schrikken zijn ze bij Johor aangekomen, dat zo'n 30 kilometer van Singapore vandaan ligt. Als het langzaamaan licht begint te worden komt ook Singapore in zicht. Eindelijk weer eens een echte stad met fatsoenlijke gebouwen. Tijdens het laatste deel van de rit is het ontzettend druk op de weg. Er is hier veel meer verkeer dan in Holland, voornamelijk legerauto's, maar ook best veel luxe auto's. Ze komen om 11.00 uur in de havens aan en moeten daar nog een half uur wachten voordat er iets gaat gebeuren.
De oversteek met het s.s. "Salween"
Het s.s. "Salween"
Dinsdag 26 maart 1946: Tien maanden na het ondertekenen van de verbandakte, zijn ze dan eindelijk onderweg naar hun missie in Nederlands-Indië! Op Malakka is er koortsachtig aan gewerkt om hun uitrusting in orde te krijgen en dat was gezien de tegenwerking van de Engelsen niet gemakkelijk. Toch zijn ze, zoals ze hier op de kade van Singapore staan, voorzien van behoorlijk veel materieel en brandstof.
De jongens moeten zelf hun spullen in het ruim van het Engelse s.s. "Salween" sjouwen, dit is het schip waarmee ze naar Java zullen varen. Als een groot deel van de lading al is ingeladen, geeft de kapitein van het schip bevel om alle munitie en benzine weer van boord te halen. Dit mag kennelijk niet aan boord van een schip dat ook troepen vervoert.
De lading die nog aan boord van het s.s. "Salween" moet komen
De munitie en de benzine worden dus weer uit het ruim gehaald en overgeladen in het nabijgelegen s.s. "Samhai", een zusterschip van de "Salween". Maar wat schetst ieders verbazing, de kapitein van dat schip vindt het ook te gevaarlijk om dergelijke lading aan boord te hebben. Na de nodige onderhandelingen met de Engelsen wordt er een compromis afgesproken. De gevaarlijke lading blijft achter op de kade en zal worden overgedragen aan een Nederlandse verbindingsofficier hier in Singapore. Hij zal ervoor zorgen dat het wordt nagestuurd naar Batavia.
Het s.s. "Salween" aan de kade in Singapore
Veel gerief is er niet aan boord van de "Salween", maar daar zijn ze inmiddels wel gewend. Om 16.00 uur krijgen ze voor het eerst vandaag een maaltijd. Het is eigenlijk geen maaltijd, want het is niet meer dan een stukje droog brood. Nou ja, brood is het eigenlijk ook niet, het is gewoon deeg! Veel jongens klagen hierover. Om 17.00 uur pakken de eerste jongens hun dekens en gaan ze een lekker tukje doen op het dek. Om 19.00 uur worden ze gewekt en krijgen ze alweer iets te eten. Inderdaad, het is eten, maar wat stelt het eigenlijk voor? Iemand roept dat het ‘reut' is en dat is misschien ook wel de juiste benaming. Er wordt eerst hartelijk om gelachen en vervolgens werken ze de handel toch maar naar binnen. Daarna vertrekken ze weer naar het dek om een goede slaapplek te creëren en onder de tonen van een klokkensymfonie uit de scheepsradio vallen ze al snel in slaap.
Woensdag 27 maart 1946: Na een heerlijke nachtrust staan de jongens vroeg op en zien ze dat het schip nog steeds in de haven ligt. Sommige kijken geïnteresseerd hoe inlanders kolen aan het bunkeren zijn. De kolen worden mandje voor mandje naar binnen getransporteerd, maar hiervoor staan wel een hele rij inlanders klaar, dus het gaat best tamelijk snel. Hierna vertrekken ze naar beneden voor het ontbijt. Maar helaas: Nu is er weer niet voldoende eten voor iedereen. Ook goed, dan wachten die toch gewoon tot vanmiddag. Maar nee, ook dan is er nog steeds niet voldoende eten! Vanavond is het gelukkig een stuk beter geregeld. Ze krijgen een noodrantsoen: kaak, spek, chocolade, cake, zuurtjes en andere lekkernijen. Dat smaakt dus wél uitstekend. Als ze ‘s nachts op het dek willen slapen, moeten ze wel zorgen dat ze er op tijd bij zijn, want alle slaapplekken daar zijn al snel bezet en dan zit er niets anders op dan benedendeks te maffen en zelfs dan moeten ze nog geluk hebben dat ze een hangmat kunnen vinden.
Donderdag 28 maart 1946: Na vannacht nog buitengaats te hebben gelegen vertrekken ze om 07.00 uur dan echt. De zee is inmiddels een oude bekende voor hen geworden en iedereen is erg blij dat ze eindelijk onderweg zijn. Om 15.00 uur passeren ze de evenaar en dan wordt traditiegetrouw de Neptunusdoop gehouden. Een oude baas komt met een grote viertand in de hand, samen met zijn vrouw en een heel gevolg aan boord. Ze lopen er allemaal bijzonder mooi bij. Op het dek staat een grote bak met water, waarin de doopplechtigheid zal plaatsvinden.
Neptunus is met zijn viertand aan boord zodat de ceremonie kan beginnen
Tien uitverkorenen worden uit naam en ten aanschouwe van het hele bataljon gedoopt. Met consistentvet en andere troep worden ze eerst flink ingesmeerd, zodat ze er uitzonderlijk bijlopen. Daarna geeft vadertje Neptunus ze een ferme duw en rollen ze zo de bak met water in. Het maakt niet uit of het een soldaat, sergeant of luitenants is, iedereen krijgt zijn portie. Zo’n doop is schitterend om mee te maken en de toeschouwers vermaken zich dan ook prima met andermans ongeluk. Daarna krijgen de dopelingen een bus warm water, om zich weer toonbaar te maken.
Het waterbassin is goed gevuld dus laat de slachtoffers maar komen
Vrijdag 29 maart 1946: Doordat er vannacht een stevig briesje stond was het tamelijk fris, toch hebben ze heerlijk kunnen slapen aan dek. Om 11.00 uur varen ze langs de eilanden Banka en Billiton en iets verder langs een koraaleilandje, waar het wrak van een vliegdekschip ligt. Het heeft blijkbaar een voltreffer gehad, want de romp is dwars doormidden gebroken. Hier vaart ook een kustbeveiligingsvaartuig met in de top de Nederlandse vlag. Van beide schepen loeien vervolgens de stoomfluit even. Het is prachtig weer en de Javazee is nagenoeg vlak. De stemming is prima en nu is er gelukkig wél eten voor iedereen.
Om 16.00 uur krijgen ze te horen dat ze onderweg zijn naar Batavia. Het beetje munitie dat ze wél mee mochten nemen wordt uitgedeeld en de stemming wordt als maar beter. Ondanks dat de lucht er al een poosje slecht uit ziet, gaan ze vannacht toch aan dek slapen. Als het om 04.00 uur vreselijk begint te waaien en te regenen, verlaten ze zo snel mogelijk het dek en gaan ze naar beneden. Na wat zoeken komen enkele jongens in de zitkamer van de officiers terecht en willen daar de rest van de nacht doorbrengen. Ze roken wat en liggen in makkelijke stoelen met de benen op tafel en hebben al snel het gevoel dat ze thuis zijn. Na een uurtje worden ze wreed verstoord door een figuur in een pyjama. Het is een grootmajoor, die zeer verbaasd opkijkt naar wat hij ziet. De man vraagt of ze toestemming hebben om hier te mogen zijn. Hierop volgt een algehele zwijgzaamheid. Ik begrijp niet dat jullie zoiets durven! Jullie weten toch zeker wel dat het hier verboden terrein is. Ik zou maar zorgen om hier zo snel mogelijk weg te komen als ik jullie was. Zonder ook maar één woord te zeggen pakken de jongens hun spullen en verlaten de zitkamer. Geruisloos gaan ze de deur uit, om vervolgens in lachen los te barsten.
Nederlandsch Indië (Batavia)
Zaterdag 30 maart 1946: Om 07.30 uur komt de kust van Java in zicht en een half uur later stomen ze de haven van Tandjong Priok binnen en om 08.30 uur liggen ze aangemeerd. De eerste indrukken zijn goed, het is uitermate prettig om weer eens Nederlanders te zien. Om 11.00 uur is de hele brigade ontscheept. Op de kade worden ze eerst getrakteerd op een kop thee en een lekkere koek, daarna stappen ze in vrachtauto’s en rijden ze naar Batavia. Alles ziet er hier tamelijk verzorgd uit en de Javanen juichen de jongens toe. Batavia ziet er best Europees uit, de Nederlanders hebben hier dus goed werk verricht. Er zijn mooi aangelegen wegen, elektrisch licht en er rijden zelfs trams. Ondanks dat het gebied waar ze nu doorheen rijden erg onveilig is gebeurd er gelukkig niets. Na een half uur zit de rit er al op. Het Kennemerbataljon wordt gehuisvest in Tanah Tinggi in de voormalig KNIL-kazerne Tangsi, die aan de rand van oost Batavia is gevestigd. Ze nemen het over van de Brits-Indische troepen, die vlak voor hun aankomst zijn vertrokken. Deze kazerne is pas in 1941 gebouwd, maar ziet er momenteel erg verwaarloosd uit.
De toegangspoort tot de oude KNIL-kazerne Tangsi te Tanah Tinggi
Het terrein bestaat uit een aantal grote gebouwen en ligt op vier kilometer afstand van Batavia en twee kilometer vanaf het grootste vliegveld op Java. In de toegangshekken naar de kazerne zitten veel kogelgaten en als ze op het terrein komen, treffen ze als snel een pas gedolven graf aan van een Brits-Indische wachtpost, die hier blijkbaar nog maar kortgeleden is gesneuveld.
Barakken op de Tangsi-kazerne
Ze worden in ruime luchtige kamers ondergebracht, met daarin houten verhogingen. Ze slapen dus niet op de grond. Zodra ze hun spullen aan kant hebben gaan ze op verkenning. Opeens vinden ze een grote kist met postzegels en verdiepen zich meteen in de inhoud. Er zit zoveel in, dat ze er de hele middag mee zoet zijn. Tegen de avond wordt er een enorme massa post binnengebracht, te veel om voor het donker te kunnen lezen. Gelukkig brengen zaklantaarns hierop uitkomst.
Groepsfoto van het 3e peloton op het terrein van de Tangsi-kazerne, inclusief baboes en djongossen
Zondag 31 maart 1946: Omdat er regelmatig schietpartijen worden waargenomen, zijn ze de hele dag druk bezig met het in orde brengen van de oude stellingen rond de kazerne, zodat die meteen gebruikt kunnen worden als er iets mocht voorvallen. Hoe lang ze hier zullen blijven is momenteel nog niet bekend, maar waarschijnlijk is dit nog maar een tussenstation. Ze zitten nu tenminste op Java en dat is het belangrijkste!
Een overvliegende Skymaster komt de post brengen
Dankwoord: Dit reisverslag is samengesteld door de dagboeken van enkele militairen van het Kennemerbataljon te raadplegen. De Indiëgangers H.J. (Henri) Butôt, C.P. Rekelhof, J.T. (Hans) Ploeg, P. (Piet) Hartog, C.P. Groot en Piet Kramer ben ik hiervoor dankbaar. Ik heb getracht om een zo uitgebreid mogelijk verslag samen te stellen, zonder al te persoonlijke fragmenten te vermelden. De bijgeplaatste foto's zijn afkomstig van J. Manni, Joop Theijse, Siem de Graaf, M. Hogestijn. Piet Kramer, D.J. Ypma, C.M. v/d Bosch, v/d Poll, E.N. Schoeman en Piet Heems. Als laatste wil ik Rob de Graaf en Martin de Graaf van de archiefdienst Kennemerbataljon (Martin is tevens de zoon van Siem de Graaf) bedanken voor het beschikbaar stellen van deze dagboeken.
Voor de thuisreis kunt u het reisverslag van het Kennemerbataljon met de 'Indrapoera' raadplegen!