Met 2-13 RI het 'Limburgs-Bataljon' naar Nederlands-Indië
Voorwoord
In september 1944 was het zuidelijk gebied van Limburg het eerste deel van Nederland dat door de 30e Amerikaanse Infanterie Divisie werd bevrijd. Om de Duitsers tot een overgave te dwingen kregen de Geallieerden hulp van Nederlandse oorlogsvrijwilligers (OVW'ers). Deze mannen hebben zich daarvoor bij diverse wervingskantoren door het hele land kunnen aanmelden. Onder hen waren ook 800 Limburgers die ingedeeld werden bij het opnieuw op te richten 1-13 RI of het 2-13 RI. Toen de Duitsers capituleerden werden beide bataljons overbodig. De Nederlandse Regering zocht nog wel mensen die bereid waren om in Indië te gaan vechten tegen de Japanners. Veel jongens waren daar wel voor te vinden, zodat met voornamelijk Limburgse OVW'ers 2-13 RI werd gevormd. In de volksmond werd dit het 'Limburgs-Bataljon' genoemd.
2-13 RI tijdens een training en oefening en op de schietbaan (Mönchengladbach)
Het waren veelal jongens van een bewakingsbataljon uit de regio Heerlen die tijdens de bezetting ingedeeld werden bij het 9e US Army en ingezet in de omgeving van Mönchengladbach. Hun taak bestond voornamelijk uit het bewaken van gebouwen en terreinen en om alle doorgangswegen te controleren op gezochte Duitsers die hun straf probeerden te ontlopen.
Reisverslag uit de dagboeken van Sgt. Alois Becker en Sld. Jaak (Jack) van Voorden
Het hieronder beschreven reisverslag met het s.s. “Alcantara” is samengesteld uit de dagboeken van Alois L. Beckers en Jacobus Hubertus van Voorden (Jaak). Beiden waren ingedeeld bij het 'Limburgse Bataljon'. Sergeant Alois Beckers en soldaat Jaak van Voorden hebben niet bij dezelfde compagnie gediend en in hoeverre ze elkaar in die periode hebben gekend is mij niet bekend. Alois Becker vertrok op 15 september '45 met het s.s. "Lady of Mann" vanuit Oostende naar Engeland en Jaak van Voorden vier dagen later op 19 september met het s.s. “Prinses Astrid”. In het Engelse Aldershot (Ramillies-barakken) kregen ze aanvullende training en een degelijke uitrusting. Na het voltooien van de training vertrekken ze op 11 oktober '45 naar de havens van Liverpool en zullen ze met het s.s. “Alcantara” naar Ned. Indië afreizen.
Van Jaak is bekend dat hij tijdens de bezettingsjaren vanuit zijn woonplaats Heerlen dwangarbeid in Aken moest verrichten en dat de reis naar Aken iedere keer opnieuw te voet moest gebeuren. Een wandeling die voor de jonge Jack toen niet geheel zonder gevaar was, want Aken werd in die periode bijna dagelijks gebombardeerd door de Engelsen. Hij moest dan regelmatig dekking zoeken in een van de dichtstbijzijnde greppels. In de oorlogsjaren wist hij de Duitsers stelselmatig dwars te zitten, waaronder een overval op een paard en wagen van de bezetters. Bij deze overval werden zelfs wapens buitgemaakt. Helaas verliepen niet alle acties volgens plan. Zo werd Jack een keer gegrepen en door de Duitsers zodanig afgestraft dat zijn eigen moeder hem niet wist te herkennen. De moffen hadden hem aan handen en voeten vastgebonden en vervolgens van een twee meter hoge muur gegooid. Jack was overigens niet de enige in zijn familie die naar Indië vertrok, zijn broer Sjeng reisde met hem mee op het s.s. "Alcantara". Een van de kameraden die Jack tijdens zijn verblijf op Java heeft leren kennen is José Prevaes (Buck). Het is een buurtgenoot van Jack, krijgt een verhouding met zijn zuster en worden zwagers. Zowel Jack als Buck hebben hun Engelse voornaam te danken aan de Amerikanen vanuit de bezettingsperiode en hebben deze naam de rest van hun leven aangehouden.
Uit de periode dat Jack van Voorden dwangarbeid moest verrichten in een Duits werkkamp in Aken
Het vertrek van Sgt. Alois Becker vanuit Niederkrüchten over Krefeld en Oostende naar Aldershot
Voor Sgt. Alois Beckers verliep de reis in grote lijnen op dezelfde manier als bij Jack van Voorden het geval was. Ook Alois Becker heeft zich in het voorjaar van 1945 als oorlogsvrijwilliger aangemeld bij het 2-13 RI, het bataljon dat op 21 maart ’45 werd heropgericht in Mönchengladbach. Ze werden toegevoegd aan het US 9th Army en in een houten barakkenkamp in Niederkrüchten gelegerd, vanwaar ze diverse objecten in en rond het nabijgelegen Mönchengladbach moesten bewaken en beveiligen.
Tussen de puinhopen in Mönchengladbach (Alois Becker aug.'45)
Na de Duitse capitulatie werd Alois Becker als OVW'er ingedeeld bij het district Limburg en bevorderd tot sergeant. Hij vertrok met trucks vanuit het Duitse Niederkrüchten naar het station in Krefeld en ging vandaar met de trein naar Oostende, vanwaar hij op 15 september ’45 om 14.00 uur met het ss "Lady of Mann" aan de oversteek naar Dover begon. Het was een regenachtige dag, maar de zon kwam in de middag gelukkig wel door, waardoor de reis een stuk aangenamer werd. Om 18.00 uur meerde het s.s. "Lady of Mann" aan in de haven van Dover en begon het debarkeren. Vanuit Dover vertrok hij met de trein naar de Ramillies-barakken in Aldershot voor een training.
Het s.s. "Lady of Mann" waarmee Alois Becker naar Engeland vaart ligt aan de kade in Oostende
Het vertrek van Sld. Jack van Voorden vanuit Niederkrüchten over Krefeld en Oostende naar Aldershot
Dinsdag 18 september 1945: Om 06.00 uur wordt er appèl geblazen. Iedereen moet bijtijds klaar zijn met wassen en ontbijten, want het zal een drukke dag worden. Alles moet namelijk ingepakt worden en gereed staan voor vertrek naar Oostende, omdat ze vandaar met de boot naar Engeland zullen overvaren. Als ze in Engeland zijn zullen ze in Aldershot een training krijgen en hun tropenuitrusting ontvangen, zodat ze goed voorbereid aan hun missie in Ned. Indië kunnen beginnen om daar de orde en rust te herstellen. Iedereen is dus vandaag druk bezig met inpakken van hun spullen en Sld. Jack van Voorden is een van hen. Voor Jack valt het moment van vertrek niet op een gunstig tijdstip, want hij heeft de afgelopen dagen met een stevige griep in bed gelegen en is daar nog niet van hersteld. Ondanks dat hij zich gammel voelt doet hij wel zijn uiterste best om daar niets van te laten merken en doet zo en goed en kwaad als dat mogelijk is met de groep mee. Nadat alles en iedereen klaar is voor vertrek gaan ze meteen eten, want de trucks die hen naar het station van Krefeld zullen brengen zijn al onderweg. Om 18.00 uur staan de trucks klaar voor vertrek op het terrein van kamp Niederkrüchten en rijden ze over Mönchengladbach naar Krefeld.
Sjeng van Voorden tussen de puinhopen van Mönchengladbach
Nadat ze in Krefeld met enige moeite hun zware bagage het station hebben binnen gesjouwd kunnen ze meteen de trein instappen die al voor hen klaar staat. Het duurt dan best lang voordat iedereen er in zit, maar om 21.15 uur komt er dan toch beweging in de trein. Het is wel jammer dat het al donker is want zo missen ze wel het nodige vanwaar ze langsrijden. Ze zitten behoorlijk opeengepakt in de coupé ’s en met alle bagage daarbij is dat best krap. Ze rijden ook nog een stukje door Holland en juist dan vinden ze het jammer dat het donker is, want het vaderland zullen ze voorlopig niet terug zien. Veel jongens proberen uiteindelijk wat te slapen, maar dat valt natuurlijk niet mee met al die drukte. Sommigen proberen zelfs om over hun bagage te gaan liggen in de hoop om zo in slaap te vallen, maar dat houdt natuurlijk niemand lang vol.
Woensdag 19 september 1945: De hele nacht dendert de trein voort en juist als het licht begint te worden, krijgen heel wat jongens het te kwaad en dommelen alsnog in. De een na de ander zie je in slaap sukkelen, maar om 09.00 uur wordt iedereen abrupt gewekt omdat de trein schokkende bewegingen maakt en stemmen klinken. Dat is een teken dat ze bij Oostende zijn aangekomen. Om 10.00 uur komt de trein tot stilstand en moet iedereen nog suf van de reis zijn bagage bijeenrapen. Als ze de trein nog maar net verlaten hebben klinkt het commando ‘Bagage pakken en volgen’. Voor Jack valt het gezeul met zijn bagage niet mee, maar die zware last sjouwt hij wel dapper met zich mee. Toch wordt het hem allemaal te veel en kan hij geen stap meer verzetten. Hij krijgt toestemming om het rustig aan te doen, zodat hij in ieder geval zijn eigen tempo mag bepalen. Iets verderop ziet hij een kok van het bataljon lopen die het ook niet meer kon opbrengen en samen weten ze een man met paard en wagen over te halen om hen naar het doorgangskamp te brengen. Als ze dat transitkamp hebben bereikt worden ze op een goede maaltijd met heerlijk schapenvlees getrakteerd en daar waren ze na zo'n barre tocht wel aan toe.
Om 11.00 uur gaat de reis verder, maar ook nu is dat weer zonder Jack en de kok in de gelederen. In hun eigen tempo zeulen beide mannen hun bagage met zich mee en voelen zich net muilezels. Op een gegeven moment besluit Jack om zijn slaapzak een eigen leven te laten leiden, want als hij dat ding het hele eind moet meesjouwen dan haalt hij de bestemming zeker niet. Niet veel later stopt er een Belg met paard en wagen naast hen. De beste man zag hen zwoegen, heeft het met hen te doen en vraagt waar de reis heen gaat. Hoe toevallig kan het toch zijn dat ook nu hulp wordt aangeboden om beide mannen naar hun eindbestemming te brengen. Als ze in de haven van Oostende aankomen zien ze het s.s. “Astrid" aan de kade liggen. Jack en de kok melden zich bij de SP (scheepspolitie) en vragen waar ze hun onderdeel kunnen vinden. Tevreden dat ze het toch weer hebben gehaald sluiten Jack en de kok zich aan bij hun onderdeel en merken meteen dat zij niet de enige zijn die moeite met de wandeling hadden. Iedereen is doodop en Jack was ook niet de enige die zijn veldbed opofferde, je kwam die dingen wel vaker langs de route tegen.
Het s.s. "Prinses Astrid" waarmee Jack de overtocht van Oostende naar Engeland heeft gemaakt
Om 13.15 uur arriveren er sleepboten die het s.s. “Prinses Astrid” de haven uit zullen slepen. Terwijl de trossen los worden gemaakt klinkt uit volle borst het Wilhelmus en wuiven de jongens Overste Willemsen en nog enkele officieren uit die op de kade zijn achtergebleven. Na een uur varen wordt het bij de reling alleen maar drukker en dat is niet omdat ze zo graag naar de zeemeeuwen willen kijken. De zee is zo onrustig geworden dat de golven tegen de romp van schip beuken. Dat is dan ook de reden dat onze landrotten massaal zeeziek worden en bij de reling de inhoud van hun maag aan de vissen offeren. Ondanks dat het schip te keer blijft gaan en de golven zelfs over het dek slaan heeft Jack geen last van zeeziekte en weet zich redelijk staande te houden. Om 17.00 uur moet Jack er ook aan geloven, hij wordt alleen maar beroerder en alles begint voor zijn ogen te draaien. In een hoog tempo voelt hij zich steeds zieker worden en krijgt het gevoel alsof hij stervende is. Heel graag zou hij willen overgeven met de hoop dat hij zich beter zou voelen, maar dat lukt hem niet. Terwijl Jack naar de reling waggelt ziet hij nog wel dat de krijtrotsen van Dover zichtbaar zijn. Als hij nog maar net bij de reling staat, heeft hij de pech dat op het dek boven hem iemand naar beneden staat te kotsen. Alsof het allemaal nog niet erg genoeg is krijgt hij van hem de volle laag over zich heen. Van ellende gaat hij naar beneden, maar weet eigenlijk niet waar hij het moet zoeken. Ondanks dat hij zich heeft opgefrist blijft hij beroerd en vraagt zich af of hij de overkant wel levend gaat halen.
Aldershot (Ramillies-barakken)
Aldershot (Jack en Sjeng van Voorden)
God zij dank bereiken ze om 18.00 uur de kust van Engeland en varen ze de haven van Dover binnen. Nadat iedereen is gedebarkeerd wordt alles in gereedheid gebracht om met de trein naar Aldershot te rijden. Alles loopt blijkbaar gesmeerd want om 21.00 uur vertrekt de trein al. Het wordt een vermoeiende reis want iedereen is al doodop van de zeereis en slapen is er alweer niet bij. Midden in de nacht om 01.30 uur komen ze in Aldershot aan. Jack en nog vier jongens hebben de pech dat ze wacht moeten houden bij de bagage, terwijl de anderen in trucks naar het kamp verdwijnen. Terwijl ze de boel staan te bewaken krijgen ze van een wildvreemde kapitein opdracht om de bagage naar een andere plek te brengen. Omdat ze moe zijn en deze officier niet eens kennen weigeren ze zijn opdracht uit te voeren. De kapitein roept hen bij zich, maar de jongens hebben geen behoefte aan zijn gezeur en laten hem gewoon lullen. Omdat op datzelfde moment een truck komt aanrijden voor de bagage, wordt alles meteen ingeladen, de jongens stappen achterin en ze vertrekken naar het kamp. Het gedoe met die kapitein is daarmee meteen opgelost. Als ze om 03.00 uur het kamp bereiken zoeken ze meteen de keuken op, want ze rammelen van de honger. Het duurt even voordat ze die gevonden hebben, maar dan wordt er wel meteen wat voor ze geregeld. Daarna moeten ze ook nog uitzoeken waar hun compagnie zit en in een kamp zo groot als een stad zal dat niet meevallen. De goden zijn blijkbaar met hen, want na tien minuten hebben ze hen al gevonden. Het is 04.30 uur als ze eindelijk in bed kunnen kruipen. Al meteen mist Jack zijn veldbed, want daar lag hij een stuk aangenamer op dan de bedden die ze hier hebben. Gelukkig help de vermoeidheid hem om snel in slaap te vallen.
Twee markante strijders van 2-13 RI
Donderdag 20 september 1945: Om 09.30 uur is er reveille. Jack gaat zich meteen wassen, want hij krijgt zo'n beetje het gevoel dat hij in twee weken geen water heeft aangeraakt. Daar was vaak geen tijd voor of er was simpelweg geen water voor handen. Vanochtend hebben ze vrijaf en dat komt goed uit, want zo kunnen ze een beetje bijkomen van de afgelopen dagen. Om 14.00 uur worden de wapens geïnspecteerd en om 16.00 uur komt er een dokter langs voor een herkeuring. Van de 27 jongens die bij Jack op de kamer liggen worden er twee afgekeurd en moeten terug naar Holland. Ze mogen momenteel het kamp nog niet uit, zodat Jack besluit om naar een van de vier bioscopen op het kamp te gaan en kiest voor een ouderwetse cowboyfilm. Na het avondappel besluit Jack om toch stiekem naar de stad te gaan en vertrekt om 19.00 uur. Als hij in de stad aankomt valt het meteen op dat de straatverlichting feller brand dan ze in Holland gewend zijn, maar dat zou ook kunnen komen omdat het nu mistig is. Wat Jack ook opvalt is dat vrouwen op straat roken. Zo ziet hij een keurig geklede vrouw van ongeveer 50 jaar bij een bushalte staan, een pakje sigaretten tevoorschijn haalt en begint te roken en dat zijn wij in Holland niet gewend. Ook als dames aan het winkelen zijn hebben ze er geen enkele moeite mee om met een sigaret in de mond een winkel binnen te stappen. Als hij een poosje in de stad heeft rondgekeken besluit hij om terug naar het kamp te gaan. Juist op tijd want om 21.30 uur is er appel en als hij gemist zou worden dan zou er vast wat voor hem hebben gezwaaid. Na het appel gaat hij met een tevreden gevoel naar bed.
Enkele Limburgers voor hun verblijf van de Ramillies-barakken
Vrijdag 21 september 1945: Om 06.00 uur is er reveille. Na het ontbijt moeten ze hun wapens inleveren en daarna hebben ze exercitie tot het tijd is voor het middageten. Om 14.00 uur komt de kleermaker langs om de maat voor de tropenuniformen op te nemen. Ze krijgen een wit uniform met korte broek, een buitenmodeluniform in het wit met lange broek en een grijs uniform. De beste man heeft dus heel wat te meten. Verder gebeurt er vanmiddag niet echt iets bijzonders. Vanavond gaat Jack weer naar de stad in de hoop dat daar wat te beleven is, maar dat is helaas niet zo. Daar is natuurlijk wel wat te bleven, maar dan moet je wel geld hebben en dat hebben ze nog steeds niet ontvangen. Kinderen lopen hier constant achter je aan te hobbelen en hopen zo iets van je krijgen. Om 21.00 uur is Jack uitgekeken en gaat terug naar het kamp. Ook daar is niet echt wat te beleven, zodat hij besluit om naar bed te gaan.
Ineens blijkt er toch wel wat te doen. De sergeant van de week is zojuist van de kamer vertrokken om rapport uit te brengen. De jongens besluiten om zijn bed uit elkaar te halen en het onderstel aan het plafond te hangen, daarna worden de lampen uit de fitting gehaald en de bank komt midden in de kamer te staan. Ze duiken in bed en doen alsof ze slapen. Muisstil wordt er op de terugkomst van de sergeant gewacht. Als hij de kamer binnenkomt begint hij te vloeken omdat het licht het niet doet en breekt bijna zijn nek over de bank. Vanuit alle hoeken van de kamer hoort hij gegrinnik en heeft natuurlijk allang door dat hij er is ingeluisd en als hij het onderstel van zijn bed aan het plafond ziet hangen laat hij niets merken. Hij gaat naar zijn spulletjes, pakt zijn veldbed en merk dan dat ook zijn dekens zijn verdwenen. Als hij deze niet kan vinden wordt het hem allemaal te veel, hij opent het raam, gooit zijn veldbed naar buiten en al vloekend en tierend rukt hij bij iedereen de dekens van het bed en haalt hij alle bedden uit elkaar. Als hij uitgeraasd is draaien de jongens de lampen weer terug in de fitting en dan lijkt het alsof er een bom is ontploft. Door al die ongein is het 01.00 uur geworden. Jack maakt zijn bed in orde om te kunnen slapen, terwijl anderen ervoor kiezen om alles zo te laten en slapen gewoon op de grond.
Zaterdag 22 september 1945: Tot 10.00 uur is er niets bijzonders gebeurd, wel gegeten en appèl gehad, maar over dergelijke alledaagse dingen wil Jack het nu niet meer hebben. Om 10.00 uur moeten ze naar de tandarts voor controle, maar daarover krijgen ze nog geen uitslag. Na het middagappel wordt voor het eerst soldij in Engels geld uitbetaald, zodat ze eindelijk naar de stad kunnen met geld op zak. Een knus café waar je lekker kan zitten om te praten kennen ze hier niet, het zijn allemaal bars zonder krukken. Wel hebben ze hier in de stad veel meer te koop dan ze in Holland gewend zijn en spullen op de bon kopen kennen ze hier niet. Als ze om 21.30 uur terug zijn in het kamp duiken ze meteen in bed.
Een lange straat die in Aldershot tussen de Ramillies-barakken door loopt
Zondag 23 september 1945: Jack heeft vandaag kamerwacht en kan dus niet naar de stad. Het is een saaie dag, maar om 17.00 uur wordt hij onverwachts afgelost. Een jongen heeft straf gekregen omdat hij gisteravond te laat terug in het kamp was en moet daarom de wacht van Jack overnemen. Soms kan een mens geluk hebben en dit keer is het geluk aan Jack zijn zijde. Hij maakt daar meteen gebruik van en gaat met enkele kameraden naar de stad. Ze bezoeken verscheidene bars en een speelhal en daarna is het alweer tijd om terug naar het kamp te gaan.
Maandag 24 september 1945: Vandaag hebben ze tot 14.00 uur dienst en meteen daarna geeft een dokter inlichtingen over de ziektes die je in de tropen kunt oplopen. Vervolgens ontvangen ze hun eerste prik, waarbij een hospik de jongens hun bovenlijf laat ontbloten zodat alles snel verloopt. Het schijnt een stevige prik te zijn en Jack is dan ook benieuwd welk spul hij in zijn lichaam krijgt, maar een duidelijk antwoord krijgt hij daar niet op. Het is alweer 18.00 uur als hij bij de dokter weg kan. Die prik is best gevoelig, maar dat houdt de jongens niet tegen om naar de stad te gaan. In Aldershot is het vandaag erg druk, overal zie je militairen rondlopen, maar dat zijn ze daar wel gewend. Als ze om 21.00 uur terug in het kamp zijn heeft ongeveer iedereen last van een stijve arm. Voordat ze naar bed gaan wordt er eerst nog wat nagepraat over die gemene prik en vragen ze zich meteen af hoeveel ze er nog kunnen verwachten.
Dinsdag 25 september 1945: Het is alweer een week geleden dat ze uit Duitsland vertrokken. Vandaag hebben ze geen dienst en dat komt omdat veel jongens beroerd op bed liggen. De reden is die prik en degene die niet ziek op bed ligt loopt wel met een stijve arm rond. Toch gaan behoorlijk wat jongens vanavond gewoon naar de stad. Jack is daar een van, maar hij keert alweer meteen terug naar het kamp omdat hij verhoging heeft en de oorzaak moet ongetwijfeld die verrekte prik zijn. Als hij terug in het kamp is gaat hij meteen naar bed en valt gelukkig snel in slaap.
Woensdag 26 september 1945: Tijdens de reveille voelt Jack zich gelukkig alweer de oude en kan dus gewoon meedoen met alle diensten. De ochtend verloopt met de gebruikelijke diensten en om 13.00 uur kunnen ze hun wapens terughalen, wapens die niet in orde waren zijn vervangen. Om 19.00 uur gaan ze naar de dokter voor een tweede marteling, want een prik kan je het niet noemen. Ze moeten wel net als bij de vorige keer het bovenlichaam ontbloten. Als je aan de beurt bent wordt eerst je arm ingesmeerd met een wit goedje en dan volgt die behandeling. Jack ziet hoe zijn voorganger onwel wordt en tegen de grond dreigt te gaan, hij wordt op een stoel geholpen en moet zijn hoofd tussen de knieën houden totdat hij zich weer goed voelt. Nou dat belooft nog wat, denkt Jack meteen. Als hij aan de beurt is pakt de dokter zijn rechter bovenarm vast en maakt daar met een niet al te scherp mesje twee sneetjes in, net boven elkaar en dat is een rot gevoel. Daarna moet Jack naar een volgende tafel waar een of ander onbekend goedje op beide wondjes wordt gesmeerd en dat prikt behoorlijk, er wordt een verband omheen gedaan en dan is deze behandeling klaar. Ook dit bezoekje aan de dokter was dus niet prettig. Die laatste man vertelde er nog bij dat het over vier dagen herhaald moet worden, maar dan mag het niet zweren. Hierna gaat Jack nog even naar de cantine waar juist op dat moment de nodige opschudding is ontstaan, maar wat daar de aanleiding toe was weet hij niet. Om 22.00 uur is Jack weer terug op zijn kamer en kruipt meteen onder de wol, er wordt nog wat nagepraat en gelachen en gaat dan slapen.
Donderdag 27 september 1945: Na de dagelijkse beslommeringen gaan ze om 09.30 uur de leren koppels, draagriemen, kapjes en andere spullen inleveren voor nieuwe die van linnen zijn gemaakt. Alles wordt meteen gepoetst (blancoën) en voorzien van hun legernummer. Daarna worden er nieuwe schoenen uitgedeeld. Minder leuk is dat ze vanavond niet naar de stad kunnen omdat er dan tropenkleding wordt uitgedeeld. Om 18.00 uur staat iedereen aangetreden om alvast een deel van de tropenkleding in ontvangst te nemen. Het zijn een korte broek en een kaki shirt. Eenmaal terug op de kamer is het meteen feest, want als ze elkaar zo zien rondhuppelen in korte broek en behaarde benen moeten ze hard lachen. Om 21.00 uur zitten ze nog steeds op de rest van hun kleding te wachten. Ze mogen wel opschieten want ze hebben nu wel lang genoeg gewacht. Het is 22.00 uur wanneer ze eindelijk opnieuw kunnen opdraven om de rest van hun kleding in ontvangst te nemen en als ze daar klaar mee zijn kunnen ze meteen door naar bed.
Vrijdag 28 september 1945: Vandaag moeten ze om 10.00 uur alweer aantreden voor kleding, nu om overjassen in ontvangst te nemen. Verder gebeurt er eigenlijk niets bijzonders, alleen dat er vanaf vandaag om de dag een nieuwe lichting Hollandse militairen het kamp binnenkomt en die gaan net als de rest allemaal naar Ned. Indië.
Zaterdag 29 september 1945: Vandaag is er om 06.30 uur reveille. Na het ochtendappèl ontvangen ze hun tropenkousen en dat zijn hele aparte dingen, er zitten namelijk geen voetenstukken in en zijn dus eigenlijk beenbeschermers. De jongens hebben er momenteel flink de pest in, want ze kregen zojuist te horen dat ze pas op 14 oktober naar Indië zullen vertrekken en zijn van mening dat wanneer ze hier nog zo lang moeten verblijven zich kapot zullen vervelen.
Zondag 30 september 1945: Het is zondag zodat ze vrij zijn om te doen wat ze zelf willen. Na de kerkdienst gaat Jack een wandeling maken naar het vliegveld. Op dat vliegveld kan je zo’n beetje alle modellen zien die er bestaan; jachtvliegtuigen, grote viermotorige bommenwerpers en moderne straalvliegtuigen die geen propellers meer hebben. Daarna wandelt hij nog een stuk verder en bezoekt enkele dranklokalen.
Maandag 1 oktober 1945: Deze dag staat hoofdzakelijk in het teken van het in ontvangst nemen van allerlei goederen, want ze hebben onverwachts te horen gekregen dat ze donderdagnacht al vertrekken. Iedereen is meteen dol enthousiast, want dat had niemand meer verwacht. Verder zijn er geen bijzonderheden te melden.
Dinsdag 2 oktober 1945: Vandaag moeten ze alles inpakken wat ze niet meer nodig denken te hebben. Om 15.00 uur moeten ze zich weer bij de dokter melden, dit keer voor controle van de wondjes van die laatste behandeling. Bij Jack is de uitslag positief en dat houdt in dat het niet helemaal oké is omdat zijn wondjes zweren. Zelf vindt hij dat niet erg, want nu hoeft hij die tweede behandeling niet te ondergaan. Vanavond heeft hij minder geluk omdat hij brandpiket moet lopen. Dat houdt in dat hij met nog een jongen om de twee uur een ronde moet lopen en dat gaat zo de hele nacht door. Als zijn brandpiket erop zit is hij bekaf en kruipt meteen onder de wol.
Woensdag 3 en donderdag 4 oktober 1945: Jack is inmiddels zo beroerd door de koorts dat hij de hele dag in bed blijft. Ook de dag daarna lukt het hem niet om uit bed te komen. Het is maar goed dat het vertrek naar Indië ook donderdagnacht niet doorgaat, want dan zou Jack met precies helzelfde probleem te maken krijgen als toen hij vanuit Duitsland naar Oostende vertrok, toen was hij namelijk ook ziek en dat wil hij liever niet nog eens meemaken.
Vrijdag 5 oktober 1945: Omdat Jack nog steeds ziek is komt er een dokter langs en deze geeft hem advies om minimaal tot zondag in bed te blijven. Gelukkig ontvangt hij vandaag post van thuis en dat helpt hem eigenlijk meer dan alle aspirientjes van de dokter. Momenteel is iedereen op de kamer chagrijnig en dat komt niet omdat Jack ziek is. Iedereen is kwaad omdat ze te horen kregen dat ze niet voor 11 oktober zullen vertrekken. De reden is dat de havenarbeiders in heel Engeland staken en dan zal geen enkel schip de haven verlaten.
Zaterdag 6 oktober 1945: Vandaag worden er alweer nieuwe uniformen uitgedeeld en hebben ze meteen inspectie van hun overige kleding. Iedereen verveelt zich dood, want er is simpelweg niets te doen. Jack verveelt zich al helemaal, want hij mag vanwege zijn ziekte niet eens naar buiten. Hier verandert blijkbaar alles met het uur, want nu krijgen ze weer te horen dat ze donderdag 11 oktober naar Liverpool vertrekken en er wordt bij gezegd dat het nu definitief is.
Zondag 7 en maandag 8 oktober 1945: Vanwege zijn arm moet Jack nog steeds binnen blijven, maar hij mag wel naar de kerk. Vandaag moeten ze alle spullen van het bataljon inpakken die daarna door 15 man naar Liverpool gebracht worden. Hun eigen spullen hoeven ze pas in te pakken als daar orders voor zijn. Inmiddels heeft Jack niet zo heel veel last meer van zijn arm, zodat hij naar de bioscoop op het kamp kan. Ze moeten natuurlijk niet tegen zijn gevoelige arm stoten, want daar kan hij nog even niet tegen.
Dinsdag 9 oktober 1945: Vandaag hebben de jongens een mars met volle bepakking en dat valt nog niet mee. Jack krijgt zelfs medelijden met de jongens als hij ze zo ziet zwoegen, want zelf hoeft hij vanwege zijn arm geen bepakking mee te sjouwen. Na een stevige wandeling van zo'n zeven kilometer komen ze bij een schietterrein waar ze ook nog eens vier uur schietoefening hebben, daarna gaat het via dezelfde weg terug naar het kamp. Tijdens de terugreis wordt Jack ook gespaard en mag hij zelfs met de munitiewagen meerijden. Om 14.00 uur is iedereen weer terug in het kamp. Jack heeft besloten om vanavond maar weer eens een bezoekje aan de stad te brengen, want dat heeft hij de laatste dagen moeten missen.
Woensdag 10 oktober 1945: Vandaag gaan ze naar Londen, dat ligt niet zo heel ver van Aldershot vandaan en is zeker een bezoekje waard. Ze kunnen daar ook niet al te lang meer mee wachten, want voor je het weet zitten ze op de boot naar Indië. Ze gaan eerst te voet naar het station van Farnborough om met de trein naar London te kunnen. Om 09.00 uur vertrekt de trein en al snel rijden ze in rap tempo door het glooiende landschap van Engeland. Nadat ze een vliegveld en spoorbrug zijn gepasseerd rijden ze Londen binnen, waar gebombardeerde huizen nog steeds aan de oorlog doen herinneren. Bij Waterloo Station stappen de jongens uit en gaan ze met een roltrap ongeveer 50 meter naar beneden om de ondergrondse te nemen. Onderweg naar de ondergrondse moeten ze op sommige plekken wel hun veldmuts vasthouden, anders zou die zomaar weg kunnen waaien. Zo’n ondergrondse komt met behoorlijk hoge snelheid een station binnenrijden, als hij tot stilstand is gekomen gaan automatisch alle deuren open en moet iedereen snel in- of uitstappen, de deuren gaan ook weer automatisch dicht en met dezelfde snelheid als hij aankwam gaat hij ook weer verder. Het is een hele aparte belevenis om zo'n rit mee te maken en het valt meteen op dat het zo warm is in zo'n rijtuig. Met Piccadilly Station is hun doel bereikt en stappen ze uit.
Als ze bovengronds zijn gaan ze als eerste een bezoek aan Buckingham Palace brengen waar de koninklijke familie woont. Het is een prachtig gebouw met daar omheen een enorm smeedijzeren hek. Alleen de bouw van het paleis heeft al 10 miljoen gekost en daar komen de kosten van dat hek nog bij. Voor de hekken staat de paleiswacht en zie je een standbeeld van Koningin Victoria. De jongens hopen een glimp van de koninklijke familie op te kunnen vangen, maar die laten zich natuurlijk niet zien. Als ze verder gaan zien ze een zuil van wel 30 meter hoog met daarop een standbeeld van de Hertog van York. Iets verderop zien ze op Trafalgar Square alweer een standbeeld, deze is van Nelson die in de periode van Napoleon leefde. Weer iets verder zien ze de erepoort ter ere van Koningin Victoria met daarop de tekst vertaalt uit het Romeins, ‘Tijdens de 10-jarige regering van Koning Eduard V11 hebben dankbare burgers dit monument ter ere van Koningin Victoria opgericht; anno 1910’. Als ze bij het Ministerie van Oorlog aankomen zien ze voor het terrein al meteen de Horse Quards staan. Dat zijn schildwachten gekleed in een uniform uit vervlogen tijden, ze hebben een sabel als wapen over hun rechterschouder hangen en ze zitten op een paard. Door dit alles zien ze er best indrukwekkend uit.
Een imposant uitziende Horse Quard houdt de wacht voor het gebouw waar het Ministerie van Oorlog is gevestigd
Als ze via een smeedijzeren hek het terrein oplopen zien ze nog meer schildwachten, maar die hebben geen paard, wel een sabel. Hierna gaan ze naar Downingstreet 10, waar Prime-Minister Clément Attlee woont. De jongens raken niet echt onder de indruk van dit gebouw en Jack al helemaal niet, hij vindt het wel iets weg hebben van een arbeidershuisje. Niet veel later komen ze langs de Big Ben en dat is natuurlijk wel een prachtig gebouw. Juist op het moment dat ze er langs lopen slaat de klok 10.15 uur. Voor Jack is dat een bekend geluid want deze klokken heeft hij over de radio ook al diverse keren gehoord. Onwillekeurig gaan zijn gedachten uit naar het klokje van thuis en of ze de radio daar nu ook aan zouden hebben? Hij droomt nog wat verder en wordt dan plotseling op zijn schouder getikt. De jongens zijn al verder gelopen hoor! Een officier vraagt hem daarna of hij nog van plan is om mee te komen.
De prachtige toren van de Big Ben in al zijn glorie
Ze gaan nu bij de Westminster Abbey naar binnen waar je ook het graf van de Onbekende Soldaat kan vinden. Ook dit is een prachtig gebouw met overal langs de muren standbeelden van Engelse grootheden. De bouw bestaat hoofdzakelijk uit enorme pilaren met daartussen bogen en koepels en overal zijn glas-in-loodramen. De grootste ramen kunnen zomaar 30 meter hoog zijn. Toen Jack voor het graf van Arthur Neville Chamberlain stond had hij daar toch wel wat anders van voorgesteld, het is eigenlijk niets meer dan een simpele vloertegel waar hij zelf momenteel ook op staat. De tegel is niet groter dan 60 x 60 cm. met de tekst ‘Nevile Chamberlain 1819-1940 - Prime-Minister 1937 – 1940’ en is gewoon in de vloer gemetseld. Als je wat verder rondkijkt dan zie je zelfs graven uit 1104. Vanaf het binnenplein heb je een mooi uitzicht op de toren van Houses of Parliament. Hierna gaat de wandeling weer verder en zien ze langs de Theems een Obelisk uit 1819 die door de Egyptenaren aan de Engelsen werd geschonken.
Uitstapje naar Londen, hier in het Hyde Park (Alois Becker)
Hierna zit de wandeling erop en pakken ze de ondergrondse naar het Hyde Park. Na ook nog een rondje Hyde Park gaan ze daar eten en uitrusten van de vermoeiende wandeling. Op een gegeven moment merkt Jack dat ze nog maar met zijn tweetjes in het park zijn, want de rest is nergens meer te bekennen. Ze besluiten om meteen de ondergrondse te nemen en terug te rijden naar Waterloo Station, zodat ze daar op de rest kunnen wachten. Het is 21.00 uur als iedereen terug in kamp Aldershot is. Daar krijgen ze meteen te horen dat Prins Bernhard op bezoek is geweest, inspectie heeft gehouden en voor iedereen 25 sigaretten heeft achtergelaten. Na zo'n vermoeiende dag besluiten de jongens om bijtijds naar bed te gaan en hebben niet veel tijd nodig om in slaap te vallen.
Beschrijving van de reis met het s.s. "Alcantara"
Liverpool Ned. Indië
12 oktober ’45 11 november ‘45
Het troepenschip s.s. "Alcantara" in volle glorie
Het s.s. "Alcantara" werd gebouwd bij Harland & Wolff te Belfast en kwam in 1926 als passagierschip in de vaart. Het s.s. "Alcantara" en s.s. "Asturias" zijn zusterschepen en hebben beiden troepentransporten op Nederlands-Indië verzorgd. In 1943 werd het s.s. "Alcantara" gevorderd door de Engelse regering en aangepast om troepen te vervoeren. Tijdens dit reisverslag zijn aan boord; 1 RS en 7(111) RS (samen 801 man), 2-13 RI en 2-14 RI en dit zijn allemaal OVW'ers. Ook reist er een contingent van de LSK (300 man) mee.
Om 13.00 uur komt in Liverpool het s.s. "Alcantara" los van de kade
Donderdag 11 oktober 1945: Om 06.00 uur is er reveille en na het ontbijt moet iedereen zijn uitrusting controleren en in orde maken voor vertrek. Om 09.30 uur krijgen ze het bevel om alles bijeen te pakken en dat is een nogal zware vracht. In marstempo vertrekken ze naar het station van Farnborough. Doordat de arm van Jack nog steeds niet in orde is heeft hij erg veel moeite met die zware last, zodat het voor hem nauwelijks is op te brengen. Het valt overigens voor niemand mee, het lijkt wel dat je lichaam in het niets verdwijnt met al die spullen. Om 11.00 uur weet iedereen het station toch te bereiken en om 12.30 uur komt er beweging in de trein. In de coupe waar Jack zit wordt via een koffergrammofoon muziek gedraaid en dat maakt de reis een stuk aangenamer. Terwijl de trein door het Engelse landschap dendert passeren ze een aantal tunnels en rijden ze zelfs een stukje door Londen waarbij de Theems wordt overgestoken. Om 17.00 uur zijn ze nog steeds onderweg, maar bij het plaatsje Crewe komt de trein tot stilstand en komen een aantal meisjes naar de trein om thee uit te delen. Jack heeft ook honger gekregen en haalt bij de restauratie snel iets te eten voor twee van zijn reismakkers en zichzelf. Terwijl ze nog aan het eten zijn rijdt de trein alweer verder. Na het eten gaat Jack zich wat opfrissen, want hij voelt zich behoorlijk bezweet van al dat reizen. Zo'n wasbeurt help trouwens prima, want hij voelt zich nu een heel stuk fitter. Om 19.30 uur bereiken ze Liverpool en daar rijdt de trein door tot vlakbij de plek waar hun schip het s.s. "Alcantara" ligt. Nadat het nodige is geregeld mogen ze aan boord. Eigenlijk is het s.s. "Alcantara" een passagierschip, maar tijdens WO2 werd het omgebouwd tot troepentransportschip. Aan boord krijgen ze al meteen te horen dat er ongeveer 4000 man mee zullen varen en dat de meesten in hangmatten slapen. Ze zijn meteen benieuwd of zo'n hangmat wel bevalt, maar daar komen ze snel genoeg achter. Rond middernacht liggen alle jongens, of beter gezegd hangen alle jongens in hun hangmat. Een voordeel is wel dat ze allemaal doodmoe zijn en daardoor snel in slaap vallen.
Het s.s. "Alcantara" heeft zojuist de kust van Engeland achter zich gelaten
Vrijdag 12 oktober 1945: Om 07.00 uur staan ze alweer naast hun bed en een half uur later gaan ze naar de eetzaal voor het ontbijt. Na hun nuttigen van hun allereerste maaltijd op dit schip worden er zwemvesten uitgedeeld die ze voorlopig om moeten houden. Het was de bedoeling dat ze om 12.00 uur zouden vertrekken, maar om 11.50 uur moest er nog zoveel gebeuren dat dit niet ging lukken. Sgt. Alois Becker schreef in zijn dagboek dat exact om 13.00 uur de trossen werden losgegooid en het machtige schip langzaam loskwam van de kade bij Pier Head, om via de Mersey Liverpool te verlaten. De omgeving is op dat moment nog steeds in dikke mist gehuld, zodat de zee bereikt wordt zonder daar ook maar iets van te zien. De grote reis is nu dus echt begonnen. De jongens turen nog altijd over de reling naar dingen die ze door de mist niet zullen zien. De scheepshoorn laat op gezette tijden van zich horen en het geloei van misthoorns op boeien is ook duidelijk waarneembaar. Vandaag hoeven ze geen dienst te doen, waardoor ze alle tijd hebben om aan hun nieuwe leefomgeving te wennen. Om 15.15 uur verlaat de loods het schip en niet zo heel veel later is er alarm. Dat is het sein dat er sloepenrol is. Hierbij moet iedereen zich in rap tempo melden bij de voor hen aangewezen sloep voor die sloepenrol en eventueel nadere informatie. Tijdens de reis komen ze er al snel achter dat zo'n sloepenrol regelmatig terugkeert, want veiligheid gaat nu eenmaal voor alles. Om 16.30 uur kunnen ze heel goed merken dat ze op open zee zijn, want dan zit de vaart er pas echt in. De mist is zo goed als verdwenen en de zee is rustig.
Drie maal daags gaan ze naar de eetzaal, het ontbijt is om 07.00 uur, het middageten om 12.00 uur en het avondeten om 17.00 uur. Helaas is de hoeveelheid eten wat ze krijgen aan de karige kant. Bij het ontbijt krijgen ze 3 sneetjes brood, 1 aardappel, 1 eetlepel bonen en dat is het, bij het middageten 2 aardappels, 2 eetlepels bonen, een stukje vlees en als je geluk hebt 2 lepels pap en wat ze vanavond voorgeschoteld krijgen dat weten ze nog niet. Het is in ieder geval wel typisch Engels voedsel. In de vier jaren van onderdrukking kregen ze zelfs meer te eten dan op dit schip. Als dat zo blijft doorgaan dan is Jack bang dat er straks alleen een broek van hem in Indië arriveert. Als de jongens op het bovendek gaan kijken waar ze varen, passeert er net een schip en op het achterdek van het s.s. "Alcantara" zijn een paar bemanningsleden aan het meten hoe snel er wordt gevaren en dat is 12 knopen. Een officier heeft tegen de jongens gezegd dat ze er waarschijnlijk 29 dagen over zullen doen om Indië te bereiken en dat zou volgens een bemanningslid die zojuist de snelheid stond te meten heel goed kunnen kloppen. Het s.s. "Alcantara" blijkt namelijk een snel schip te zijn. Jongens beweren dat er tijdens de reis drie havens worden aangedaan, dat zijn Malta, Alexandria en Suez, maar daar klopt helemaal niets van. Als ze nu snel achterom kijken dan kunnen ze nog net de lichten van het passerende schip zien verdwijnen. Jack wandelt nog wat over het bovendek en gaat ook naar de cantine om sigaretten en toffees te kopen. Daarna vertrekt hij naar het ruim om zijn hangmat in orde te maken en vraagt zich meteen af of zijn nachtrust in een hangmat ook op een varend schip zal bevallen.
Zaterdag 13 oktober 1945: Tegen alle verwachtingen in heeft Jack ook vannacht goed geslapen. Als hij wakker is gaat hij zich meteen wassen en naar het bovendek om te kijken wat voor weer het is. De zee is rustig en het is prachtig helder weer, maar wel fris. Om 10.00 uur zijn ze ter hoogte van de Franse kust en om 10.30 uur klinkt het sein voor een tweede sloepenrol. Iedereen haast zich naar het sloependek en meldt zich bij de juiste plek. Zo'n sloepenrol duurt ongeveer een uur en als die is afgelopen zijn ze alweer in afwachting van het middageten, want frisse zeelucht maakt nu eenmaal hongerig. Vanmiddag om 14.00 uur komt er een dokter op bezoek en als hij weer weg is gaan ze naar het bovendek, maar daar is weinig te zien. Het enige wat ze wel zien is water en zo af en toe een passerend schip. In de wandelgangen ving Jack op dat het s.s. “Alcantara” tijdens WO2 door de Engelsen is buitgemaakt op de Italianen. Om 16.30 uur is het nog steeds koud aan dek en de zee woelig. Uit verveling zit Jack naar de golven te staren en hoopt stiekem dat het gaat stormen, want dan komt er tenminste leven in de brouwerij. Als de jongens onderling aan het discussiëren zijn dan gaat dat meestal over het weinige eten en daar wordt je echt niet wijzer van. Eigenlijk is iedereen sikkeneurig en snel op zijn teentjes getrapt door dat eten. Vandaag is het avondeten om 17.30 uur en daarna gaan ze meteen naar de cantine om nog wat extra's te kopen. Terwijl ze op het bovendek aan het rondkuieren zijn passeert er net een Hollands schip. De naam van dat schip weet Jack niet, wel dat het met repatrianten aan boord vanuit Singapore onderweg is naar Holland. Om 22.00 uur is het alweer tijd om de hangmat op te zoeken.
Zondag 14 oktober 1945: Na alweer een goede nachtrust gaat Jack zich wassen en naar het bovendek om te kijken hoe de reis vordert. Momenteel varen ze ter hoogte van de Golf van Biskaje en om 08.00 uur passeren ze op ongeveer 300 meter een onderzeeër. Anderhalf uur later zien ze zowaar een potvis zwemmen, het is een knaap van wel 2½ of 3 meter. Om 10.00 uur wordt de Heilige Mis achter het sloependek opgedragen. Als ze daarna op het bovendek komen zien ze een school met bruinvissen voorbij zwemmen en dat is best indrukwekkend om te zien. Om 15.30 uur moeten ze aantreden omdat het tijd is voor de volgende prik. Terwijl ze langs de Spaanse kust varen wordt er via de intercom omgeroepen dat er een onderzeeër in aantocht is. De jongens spoeden zich meteen naar de reling en wijzen al snel naar iets dat net boven water uitsteekt. Dat moet die onderzeeër zijn, wordt er in koor geroepen. Ja hoor dat is hem, dat is zijn periscoop! Ondanks dat er van die onderzeeër zelf eigenlijk niets is te zien vinden de jongens het wel een aparte belevenis. Niet veel later zien ze een straal water boven de zeespiegel uitspuiten en meteen daarna ook een enorme staart. Dan zal dat ongetwijfeld wel weer zo’n machtig bruinvis zijn.
Na het avondeten gaan ze maar weer eens naar het bovendek in de hoop dat daar weer iets te beleven is. Aan de horizon is een vuurtoren te zien, wat betekent dat daar de Spaanse kust moet zijn. Er is bericht gekomen dat het in Indië nog steeds niet botert, daar breken dagelijks gevechten uit waarbij doden vallen. De jongens vinden dat hun schuit maar zo snel mogelijk moet doorvaren, want dan kunnen ze daar meteen aan de slag. Om 19.00 uur zien ze lichten opdoemen van een tegemoetkomend schip, helaas is de afstand te groot om te zien welk schip het is. Juist als de jongens op het punt staan om naar bed te gaan, komen er matrozen hun ruim binnen. Deze vertellen dat er vannacht een flinke storm wordt verwacht, zodat ze alles goed vast moeten sjorren. Dat maakt de jongens nieuwsgierig. Wat kunnen ze de komende uren wachten? Dat het gaat stormen merken ze al meteen als ze in hun hangmat liggen, want het schip begint nu al te slingeren. Het gaat nog niet zo heel erg tekeer, maar het is ook nog geen nacht. Dat dit nou net moet gebeuren als ze willen gaan slapen.
Maandag 15 oktober 1945: Vannacht hebben heel wat jongens slecht geslapen, maar dat kwam niet door de storm, de echte boosdoener daarvan is die verrekte prik van gisterenmiddag. Toen ze vannacht lagen te slapen zijn ze om 04.00 uur Kaap Vincent gepasseerd, daarna de Golf van Cadiz overgestoken. Momenteel varen ze in de richting van het uiterst noordelijke punt van Afrika. Die storm die ze vannacht zouden krijgen viel eigenlijk best mee, want ze hebben daar nauwelijks last van gehad. Vanochtend vroeg om 06.00 uur is alweer een Hollands schip gepasseerd, dit keer is dat het s.s. “Indrapoera” met alweer repatrianten aan boord. Na het middageten stomen ze om 12.10 uur de Straat van Gibraltar op, met rechts van het schip de Marokkaanse en links de Spaanse kust. Het is een vrij smalle zeestraat, zodat ze hier op korte afstand schepen passeren. Aan de horizon doemt de Afrikaanse kust op. Het is de Baai van Spartel, westelijk van Tanger. Somber en doods ligt hier de Afrikaanse kust met zijn kale ruwe bergen. Het is 14.45 uur als ze links van het schip een enorme rots in het water zien. Het is de alom bekende Rots van Gibraltar, een machtige Engelse vesting die de Duitsers tevergeefs hebben geprobeerd te veroveren. Zowel links als rechts heeft dit schiereiland een betonnen afwateringssysteem om drinkwater te vergaren voor het Spaanse achterland. Vanaf de rots wordt er geseind en vanaf het s.s. "Alcantara" krijgen ze antwoord, maar wat dat allemaal mag betekenen weten de jongens natuurlijk niet.
De Rots van Gibraltar
Het heeft een zeer sterke verdediging naar alle zijden van het eiland, alles verborgen en ingebouwd in deze massale rotsblok. Diep in de rots bevinden zich een kazerne, hospitaal en een opslagplaats voor munitie. Van beide kanten van het schip kan je de kust nu goed zien en het is echt prachtig om te zien hoe sommige bergen met hun top in de wolken verdwijnen. Aan de Afrikaanse zijde ligt in een baai de stad Ceuta, vanwaar de Duitser met kanonnen Gibraltar ook hebben bestookt om het te proberen te veroveren. Als ze het Fort Punta Almina zijn gepasseerd verdwijnt de Afrikaanse kust voorlopig uit het zicht. Als ze de Straat van Gibraltar eenmaal zijn doorgestoken, dan blijft het helaas nog steeds een grauwe bedoening. Ook hier is de zee nog steeds woelig, maar er is nog niemand die last heeft van zeeziekte. Anderhalf uur later is aan de Spaanse kust de plaats Tavira zichtbaar. Nog even en dan varen ze op de Middellandse Zee en dan zal er zal er ook niet zo veel meer te zien zijn. Als ze nog niet zo heel lang op de Middellandse Zee varen zien ze ineens een hele school dolfijnen voorbijzwemmen. Ze zwemmen een rondje om het schip heen en verdwijnen dan weer. Het is natuurlijk heel grappig als je ze boven water ziet uitspringen. Na het avondeten gaan ze gelijk weer naar het bovendek. Ze hadden eigenlijk verwacht dacht het meteen mooi weer zou zijn en dat ze overal langs de langs de kust palmbomen zouden zien, maar dat is toch niet echt het geval. Als het donker is staat Jack nog steeds wat over de reling te staren en ziet hij langs het schip een soort kwallen zwemmen en dan lijkt het net of er lichtjes uit het water opschijnen. Zo is er alweer een dag voorbij en hoog tijd om te gaan slapen.
Dinsdag 16 oktober 1945: Ondanks de woelige zee heeft Jack toch weer goed geslapen. Als hij op het bovendek komt ziet hij dat het inmiddels prachtig weer is geworden. De lucht is helder blauw en de zon schijnt volop. Zelfs de zee is spiegelglad. Jack heeft vandaag kamerwacht en daarbij moeten ze het ruim waar ze slapen zwabberen. Om 11.00 uur is er dan inspectie waarbij zelfs de kapitein van het schip aanwezig is. Nou dat is een hele vertoning hoor als die vent in zijn rijbroek en witte kousen ook even langs komt om te controleren. Daarna hebben ze tijd om naar het bovendek te gaan om een luchtje te scheppen. Het is werkelijk een schitterend gezicht om over zo’n strak blauwe zee te kunnen turen, waarover de lichtbundels van de zon schijnen, met op de achtergrond de bergen van Afrika. Het is nu steeds beter te merken dat ze richting het zuiden afzakken, want het begint alleen maar warmer te worden. Gelukkig zorgt een licht zeewindje wel voor wat verfrissing. Je moet ook niet te langs over de zee rondturen, want dan krijg je pijn in je ogen met die deze zon. Ze zullen zo meteen ergens tussen de hellingen van de bergen de stad Algiers wel passeren. Dat schijnt een hele mooie stad te zijn met ongeveer 260.000 inwoners. Momenteel mag Jack door een verrekijker van een van de jongens kijken en ziet allemaal witte huisjes tussen de bergen, waarin dus de mohammedanen moeten wonen. Met die verrekijker kan hij heel duidelijk de platte en koepelvormige daken met rode dakpannen van de huizen zien. Het is ook mooi om te zien hoe de spierwitte wegen daar door bergen omhoog slingeren. Ergens tussen de huizen ziet hij ook een Moskee staan met van die spitse torens. Om 12.00 uur passeren ze stad Algiers zelf en dat is werkelijk één schitterend panorama met al die witte huizen aan de voet van de bergen met daarvoor ook nog eens die prachtige baai. Algiers schijnt een lang uitgestrekte stad te zijn die hoofdzakelijk langs de kust is gelegen. Op de top van een van de bergen staat een hele mooie Moskee en deze is vele malen groter dan de vorige en deze heeft ook meerdere van die koepeldaken. Tegen de berghelling staat nog een kerk en dat is een Katholieke kerk met de naam 'Onze Lieve Vrouw van Afrika'. Hier in deze stad is ook de Algerijnse regering gevestigd. Vandaag is de Middellandse Zee dan werkelijk zoals de jongens hem hadden gedacht, met een subtropisch klimaat en een helderblauwe zee. Om 13.30 uur begint de Maleische les en deze duurt tot 14.30 uur. Daarna gaan ze meteen weer naar het bovendek. Het weer is in ieder geval prachtig en daar hebben ze mooi geluk mee. Ze varen al snel weer langs een andere stad, veel kleiner, maar ook nu is dat weer prachtig om te zien met een felle zon die zijn lichtbundels over de donkere bergen en de stad laat schijnen. Zo ver als het oog reikt zien ze allemaal bergen, grote en kleine en in diverse kleuren. Na het avondeten gaan ze weer naar het dek en als het donker is zien ze een immens groot schip voorbijvaren.
De dag is inmiddels voor een groot deel voorbij en is tot nu toe de mooiste dag van de reis worden. De gehele dag was de kust van Afrika te zien. Aanvankelijk nog wel in lichte nevelsluier gehuld, maar spoedig braken de contouren en kleuren van de bergen door. Kleine plaatsen opgebouwd uit rechthoekige huizen met platte daken, waartussen kerken met minaretten te zien zijn, gleden aan onze ogen voorbij. Steeds weer werden de jongens door iets anders geboeid; de ene keer door de zilveren schittering op het blauw golvende water en de andere keer door het grijsblauwe silhouet van een berg of mysterieuze schaduwpartij op een berghelling. Alles is prachtig verlicht en dan lijkt het net een sprookje als je er voorbijvaart. Het zou ook zomaar een filmvoorstelling kunnen zijn. Trouwen over films gesproken, ze gaan vanavond ook nog naar de bioscoop want er wordt ook nog een film gedraaid. Als de filmvoorstelling is afgelopen gaan ze toch ook nog heel even naar het bovendek. Daar staan ze aan de reling nog wat weg te dromen onder de sterrenhemel en te fantaseren hoe het nu thuis in Holland moet zijn. Om 10.00 uur is het weer tijd om naar bed te gaan.
Woensdag 17 oktober 1945: Vannacht hebben ze de scheepsklok een uur terug gezet, zodat we met de tijd mee blijven varen. Na het ontbijt gaan ze weer naar het dek en het weer is nog net zo mooi als gisteren. Tijdens hun slaap heeft het schip de grens van Algerije en Tunesië gepasseerd, zodat de jongens nu de kust van Tunesië zo af en toe in zicht hebben. De kust van Tunesië s ziet er zo’n beetje hetzelfde uit als die van Algerije met zijn roestbruin gekleurde bergen. Een van de Engelse matrozen die naast Jack staat verteld hem dat ze met dit snelle schip de overtocht naar Indië wel eens in 21 dagen hebben gedaan en dat het misschien nog wel sneller kan. Dat geloofd Jack meteen en al helemaal omdat ze gisteren met het s.s. “Alcantara” een schip voorbij zijn gevaren die acht dagen eerder dan hun uit Liverpool was vertrokken. Om 09.30 uur varen ze langs Kaap Blanc en niet zo heel veel later zien ze een baai waarachter Bizerta ligt. Het is een breeduit gebouwde stad met eveneens witte huizen die vooral tegen de bergen zijn opgebouwd. Het is een schilderachtige omgeving en je kan ook hier weer duidelijk een Tempel en minaretten zien. Hiermee wordt de bevolking vijf keer per dag opgeroepen om samen liggend met de knieën op een matje tot God te bidden met het gezicht naar Mekka gericht. Niet veel later passeren ze Kaap Zebib. Nadat ze geruime tijd langs een kale onvruchtbare bergachtige kust hebben gevaren, draait het schip van de kust weg en zijn ze op de Golf van Tunis aangekomen. Hier ligt in een baai de stad Tunis, een bunker plaats voor schepen, maar daar is deze reis niets van te zien. Bij het verlaten van de Golf van Tunis passeren ze Kaap Bon, dat op het meest noordoostelijke deel van Afrika ligt. Hier eindigde in 1943 de slag om Afrika in een bloedige nederlaag. Verpletterd en vermurwt door Engels artillerie en meedogenloze bombardementen van de R.A.F., lukte het slechts een klein deel van het eens zo zegevierde leger van Rommel om het vege lijf te redden en naar Sicilië te vluchten. Vanmiddag moeten ze naar een lezing die over de godsdienst in Indië gaat. Het was best een interessante lezing. Als ze na de lezing naar het dek gaan zien ze een klein onbewoond eiland met daarop alleen een enorme rots.
Vanmiddag moeten ze naar een lezing die over de godsdienst in Indië gaat. Het was best een interessante lezing. Als ze na de lezing naar het dek gaan zien ze een klein onbewoond eiland met daarop alleen een enorme rots. Ze zitten ze weer midden op de middellandse Zee en verdwijnt Afrika voorgoed uit beeld en wordt alles rondom het schip weer water en lucht. Het is 13.30 uur als ze aan stuurboord het eiland Pantelleria voorbij varen. Onder aan de punt van dit Italiaanse eiland lig een mooie stad waar niemand van de jongens de naam weet. Maakt ook niet uit, het is wel een mooi plaatsje zo te zien. Het valt wel op dat in tegenstelling tot de Afrikaanse landen de huizen hier veel verder uit elkaar staan. Na een uurtje Maleise les gaan de jongens weer naar het bovendek, maar momenteel is er niets anders dan water te zien. De zee is als een spiegel en hemelsblauw van kleur met een zilveren tint van de Afrikaanse zon. Vanmiddag worden ze gewaarschuwd dat ze in het begin niet langer dan vijf minuten in de zon moeten blijven zitten en het later pas kunnen opvoeren naar hooguit 10 minuten en de dag daarop weer even niet. Dat is natuurlijk om eventuele verbrandingen te voorkomen. Je komt hier aan boord allerlei typische figuren tegen. De een heeft zijn hele kop kaal geschoren en een ander heeft weer alleen een heel klein plukje hangen. Sommigen zien er echt niet uit met hun haar. Volgens een Engelse zender laten zij momenteel geen enkele Hollander toe in Indië. Toen daarbij werd verteld dat Indië aan Holland de oorlog heeft verklaard en dat iedere Hollander die aan land probeert te komen door de troepen van Soekarno teruggedreven zullen worden of anders vernietigd, klonk er vanaf het s.s. “Alcantara” meteen een luid gebrul. Ze zullen er nog wel achter komen wie er vernietigd wordt! Vanavond om 21.00 uur zien ze lichten van een vuurtoren die op het eiland Malta staat en een uur later is het weer tijd voor de hangmat.
Donderdag 18 oktober 1945: Om 06.30 is het tijd om op te staan, daarna wassen, eten en meteen naar het bovendek. Het weer is nog steeds prachtig en er is alleen water te zien. Hier ergens aan stuurboordzijde moet Libië liggen. Zover als het oog reikt genieten ze van de pastelachtige kleuren van de hemel en een kalme zee met licht deinend water, waarin de wolken weerspiegelen. Dit vreemde schouwspel voelt alsof ze afscheid hebben genomen van het bekende en in een geheel nieuwe wereld zijn beland. Vanochtend hebben ze 1½ uur Maleise les en ze zien voor de eerst keer vliegende vissen. Het zijn net haringen, maar dan met twee grote vinnen die spits toelopen, die gebruikt worden om te zwemmen en te vliegen. Ze duiken makkelijk 1½ meter boven het water uit, vliegen vervolgens zo’n 5 meter en verdwijnen dan weer onder water. Dat is een koddig gezicht.
Ze krijgen te horen dat ze de haven van Port Saïd binnenkort zullen bereiken en dat schijnt een van de beruchtste havens van de wereld te zijn. Het schijnt er te wemelen van de dieven, zakkenrollers en inbrekers. Ze krijgen ook al orders dat wanneer ze deze haven binnenvaren alle patrijspoorten gesloten moeten zijn en als er niemand in een hut of ruim is moet deze goed afgesloten worden. Jack vindt wel dat ze zich erg wantrouwig opstellen tegenover die gasten, maar het kan natuurlijk best mogelijk zijn. Na het middageten hebben ze om 13.30 uur weer Maleise les. Daarna zijn ze de rest van de dag vrij en kunnen ze doen waar ze zelf zin in hebben. Als Jack na een poosje rondslenteren over het bovendek een plekje in de schaduw heeft gevonden valt hij al vrij snel in slaap. Ineens wordt hij gewekt door de alarmbel. Ja hoor, ze hebben alweer een sloepenrol. Iedereen moet dus weer met zijn zwemvest naar zijn vaste stekkie kuieren voor deze oefening. Na zo’n drie kwartier zijn de heren weer tevreden en mogen ze vertrekken. Om 17.15 zit iedereen met een hongerig gevoel te wachten tot ze naar de eetzaal kunnen voor het voer, want eten kan je die rommel niet echt noemen. Na het eten gaan ze maar weer naar het bovendek en terwijl Jack wat zit weg te dromen schiet hem ineens te binnen dat ze vandaag precies een maand geleden uit Mönchengladbach zijn vertrokken. Dus om 17.30 uur is het precies een maand geleden dat ze met hun bepakking op de truck stonden te wachten die hen naar het station brachten. Toen waren ze nog in afwachting wat hun allemaal te wachten stond en nu zijn ze alweer zover van huis. De tijd vliegt voorbij! Zoals gewoonlijk gaan ze ook vanavond om 22.00 uur naar het slaapruim.
Vrijdag 19 oktober 1945: Vannacht hebben ze de scheepsklok weer een uur vooruit gezet. Als ze op zijn gestaan merken ze dat de vlag op het schip halfstok hangt. Bij navraag wordt verteld dat een van de soldaten van de LSK (Luchtstrijdkrachten) die met 300 man ook aan boord zitten is gestorven. Het is Sld. Roelof Visscher die ze vandaag aan de zee moeten afstaan. Tijdens de plechtige ceremonie worden eerst de motoren van het schip stil gelegd, zodat alleen het kabbelen van de golven nog te horen is. Dan volgt er een korte toespraak en glijdt vervolgens zijn lichaam het diepe blauwe water in, om zo naar een onbekend graf te zinken. Plotseling klinkt het bevel: ‘Op de plaats rust’ en is de ceremonie daarmee afgelopen. Wel treurig als je op zo'n manier aan je einde moet komen! Achteraf werd verteld dat deze jongen aan difteritis is gestorven en dat drie van zijn maten nog steeds in het ziekenhuis liggen. Als ze dat zo horen dan mogen ze wel goed oppassen dat ze het zelf niet krijgen. Trouwens het zou ook nog kunnen zijn dat een schip dan nergens meer wordt toegelaten en dat kan je zomaar zes weken verplicht aan boord moeten blijven. Nooit zullen de mensen die Roelof Visscher lief hadden en vaarwel zeiden toen hij zijn plicht voor volk en vaderland ging vervullen, zijn graf kunnen bezoeken. Iedereen die bij deze ceremonie aanwezig was en hem in de golven zag verdwijnen, zullen hem tijdens hun gebeden blijven herinneren.
Het weer is nog steeds schitterend, de zee is kalm en nergens is ook maar iets van land te bekennen. De zon schijnt zo scherp over het water dat je bijna niet over de zee heen kan kijken. Vanmiddag hebben ze gymnastiek en dat is een ware afmatting met deze drukkende warmte. Aan het eind van de middag gaat de zon onder en laat dan alleen nog een rode gloed achter over het water. Het is al ook goed te merken dat ze over niet al te lange tijd de Kreeftskeerkring zullen bereiken en daarmee de tropen omarmen. Velen hebben hun Europese kleding inmiddels al verruild voor tropenkleding. Het schip vaart nu op honderd mijl afstand van de Egyptische kust. Rond 07.30 uur bereiken ze de Golf El Salloum met de gelijknamige stad, hiermee is de grens van Libië met Egypte bereikt. Meer oostelijk en dieper het land in, passeren ze ongezien de plaatsen Rashalmina en El Amaid, bekend van de hevige gevechten tussen Engelse- en Australisch troepen tegen het leger van Rommel. Laat in de avond zijn ze op vijfenzeventig mijlen afstand van Alexandria aangekomen. Om 20.15 uur passeren ze op grote afstand een vliegdekschip en iets later een passagierschip waarvan ze de naam niet weten. Bij het passagiersschip dat wel op korte afstand komt langsvaren is het best grappig hoe er over en weer naar elkaar geschreeuwd en gefloten werd. Vanavond krijgen ze orders dat vanaf morgen iedereen verplicht is om het tropenuniform te dragen.
Port Said
Zaterdag 20 oktober 1945: Al om 04.30 uur wordt Jack wakker gemaakt door Harry Kuipers, die op zijn beurt zijn broer Sjeng wakker maakt die net als hij bij 2-13 zit. Ze kleding zich snel aan en vertrekken meteen naar het bovendek. Om dat tijdstip is er natuurlijk nog niemand op het dek, behalve zij met z’n drieën. Het is een prachtig gezicht om met zo’n kalme zee de zon op te zien komen. In de verte kunnen ze de lichtjes van Port Saïd al zien. Om 05.30 uur komt er een loods aan boord die heel toevallig zelf ook Nederlander is. Steeds meer jongens zijn ontwaakt en natuurlijk ook nieuwsgierig naar wat er te gebeuren staat, zodat het al vrij snel behoorlijk druk wordt bij de reling.
Nog voordat ze haven binnen zijn gevaren zien ze twee scheepswrakken liggen, waarvan alleen de schoorsteen nog boven water uitsteekt. Al vrij snel daarna stomen ze het havengebied van Port Saïd binnen, waar het een enorm druk is met allerlei oceaanstomers. Op ongeveer 35 meter van de kade worden de trossen van het s.s. "Alcantara" losgegooid. Vanaf deze plek hebben ze dus goed zicht op alles wat er op de kade gebeurt. Je ziet hier witte en crèmekleurige gebouwen die er allemaal even prachtig uitzien, ook weer met die mooie koepelvormige daken.
Het paleisachtige gebouw van de Suezkanaal Maatschappij
Wat hier aan de mensen meteen opvalt is hun klederdracht. Mannen en vrouwen schijnen hetzelfde te dragen, alleen de vrouwen dragen een sluier om hun hoofd en de mannen hebben een tulband of zo’n rood Turks kalotje op het hoofd. De kleding die zij dragen zouden wij in Holland een nachthemd noemen. Overal zie je palmbomen tussen de gebouwen staan en dat maakt het panorama nog mooier. Grinnikend worden de jongens aan boord door het toegeschreeuwd. Het schip wordt al snel omsingeld door bootjes met kooplieden, die in een rijk gebarentaal hun goederen aanbieden. Langs de kade liggen lange rijen vissersbootjes, die door hun bont geschilderde kleuren mooi in het groene water weerspiegelen. Sprietig steken hun lange schuine gaffels in de lucht, sommigen hebben het typische zeil ontplooid en varen richting zee.
Ontspannen op het bovendek (Alois Becker) met zicht op het befaamde Warenhuis Simon Arzt
In crème gele gebouwen zijn diverse hotels, bekende handelskantoren en woonhuizen gehuisvest, allen omgeven door een oase van zacht wuivende palmbomen. Vanaf het s.s. "Alcantara" neemt iedereen het levendige schouwspel dat zich op de straten afspeelt goed in zich op. Dit is dus hun eerste kennismaking met het verre Oosten! Aan de andere zijde van het schip ligt een bedrijvig havengebied, vanwaar lichte rooksluiers optrekken. Op het water is het een gewriemel van vele kleine bootjes met daar tussendoor ook zwaar dampende veerboten. Even doet dit aan onze Hollandse havensferen denken.
Het vliegdekschip H.M.S. "Victorious" vaart als symbool van de Engelse zeemacht de haven van Port Saïd door
Terwijl de jongens zich vergapen aan alles wat hier te zien is, vaart het Engelse moederschip H.M.S. "Victorious" als een symbool van de Engelse zeemacht het Verre Oosten voorbij, met op het brede dek een groot aantal vliegtuigen. Er komt post vanuit het thuisfront aan boord komt en de klok werd weer een uur vooruitgezet. Om 10.00 uur beginnen de schroeven van het schip weer te draaien, zodat ze aan de doorvaart van het Suezkanaal kunnen beginnen. Wel jammer dat ze nu Port Saïd al verlaten, want er is daar zoveel te zien.
Het standbeeld van Ferdinand de Lesseps staat aan de rand van Port Saïd naar het Suezkanaal
Even later passeren ze het m.s. "Ruys" en s.s. "Johan de Witt", bekende Nederlandse schepen die ook wee met repatrianten vanuit Batavia onderweg naar huis zijn. Er wordt over en weer gejuicht en geroepen. Nu voelen ze pas echt goed aan wat het betekent om in den vreemde iets uit eigen land te ontmoeten. Ze voelen zich onwillekeurig best trots dat Hollandse schepen overal ter wereld te vinden zijn. Hun ogen glijden vervolgens langs de huizen en gebouwen op de oever, met hun talloze balkonnetjes en het gewirwar van antennestokken op de platte daken. Tussen al deze gebouwen door domineren de blanke vuurtorens, die het baken zijn voor de schepen die richting het Suezkanaal trekken.
Ontstaan van het Suezkanaal
Het Suezkanaal werd gebouwd onder leiding van de Franse ingenieur Ferdinand de Lesseps, wiens standbeeld bij de haveningang van Port Saïd staat. Het is echter wel pijnlijk om te weten dat bij dit majestueuze bouwwerk 120.000 slaven het leven hebben gelaten. Het idee om het kanaal te graven stamt uit de tijd van 600 jaar voor Christus, maar was toen gepland tussen de Golf van Suez en de Nijl. Uiteindelijk ontwierp Napoleon het plan voor het Suezkanaal zoals we het nu kennen; met een verbinding tussen de Middellandse- en de Rode Zee.
Tenslotte was het Ferdinand de Lesseps, die ook diplomaat bij de Kalief van Egypte was, die toestemming kreeg om een het kanaal te bouwen. In 1856 werd de Suezkanaal Maatschappij opgericht en de eerste spade werd op 25 april 1859 bij Port Said in de grond gestoken. Na tien jaren van bijna onoverkomelijke moeilijkheden werd het kanaal geopend en namen in totaal 1,5 miljoen arbeiders deel aan de bouw. Het aantal bruto registerton dat in 1870 het kanaal passeerde bedroeg 600.000 ton en in 1939 was dat al 60 keer zoveel. De lengte van het kanaal is 163 km. en de opbrengst aan tol bedroeg toen 8 miljoen Egyptische ponden. De tijdsduur van een doorvaart was in 1886 nog 36 uur en nu nog maar 12 uur.
De doorvaart van het Suezkanaal
Eenmaal op het kanaal ligt ergens westelijk van de oever het typisch aangelegen meer El Manzala, dat vanaf het schip helaas niet zichtbaar is en aan de oostzijde ligt de uitgestrekte Sinaï woestijn, die met zijn enorme zoutvlakten tot aan de horizon rijkt. Regelmatig worden er controlestations gepasseerd, waaruit het verkeer over het kanaal wordt geregeld. Langs een groot deel van het kanaal lopen autowegen en een spoorweg. Op verschillende plekken langs het kanaal zijn ook kleine nederzettingen waarneembaar, dit zijn dorpjes die zijn opgetrokken uit lange rijen met vierkante vooral vuile woningen, met daartussen typisch Egyptische waterputten. Er wordt een spoorwegovergang gepasseerd, waarvan het spoor van Cairo naar Palestina leidt en om 15.00 uur een spoorbrug bij Al Firdan. Deze spoorbrug werd in 1942 door de Engelsen gebouwd. Zij wisten het hele spoorwegtraject tussen Egypte en Syrië in slechts één jaar aan te leggen.
De spoorbrug bij Al Firdan
Ruim drie kwartier later varen ze bij de stad Ismaïlia het Timsahmeer op. Dit meer wordt omringd door een krans van begroeiing en is voorzien van een zwembad en luxe jachthaven. In de haven liggen twee grote Engelse jachten, met rechts daarvan de stad Ismaïlia die fier boven de palmbomen uitsteekt. Omdat het Suezkanaal voor grote schepen nogal smal is moeten ze hier wachten tot schepen uit de tegenovergestelde richting gepasseerd zijn. Terwijl over de dekken grammofoonmuziek klinkt, kijken de jongens dromerig naar het landschap rondom het schip. Ook hier komen van alle kanten kooplieden en ‘dubbeltjesduikers’ aangeroeid in hun ranke witte bootjes, maar worden met behulp van een dikke waterstraal afgeweerd door de M.P. In de nabijheid van deze stad ligt een groot Brits militair kamp, waar troepen zijn gelegerd die training krijgen voor hun strijd in het Midden-Oosten. Verderop langs het kanaal zullen ze nog meer van die kampen tegenkomen.
Een van de controle posten die bestemd zijn voor de scheepvaart
Als ze het Timsahmeer uitvaren ligt rechts op de voorgrond een vruchtbare vlakte, waarover de dalende zon een mysterieuze lichtbundel werpt. Hier passeren ze het monument dat werd opgericht ter nagedachtenis aan de Australische en Nieuw-Zeelandse troepen die hier sneuvelden tijdens de eerste wereldoorlog.
De gedenknaald ter nagedachtenis aan de slachtoffers van WO-1
Aan beide zijden zijn de zanderige oevers nu hoger, maar het schouwspel langs het kanaal blijft boeiend. Ze zien een roze grijze half vervallen moskee met daarvoor rustende kamelen met op de achtergrond een wazige paarsblauwe heuvelrug. Als de avond eenmaal is gevallen, steekt tegen een violetkleurige hemel statig de grote maan af en werpt haar witte licht over de eindeloze zandvlakte. Als ook nog eens sterren aan de heldere hemel verschijnen, beleven de jongens de Oosterse nacht als in een betovering. In het donker komen ze bij het Grote Bittermeer aan, waar langs de oevers honderden lichtjes schijnen. In de oorlog was hier een groot R.A.F.-kamp gevestigd, vanwaar Engelse bommenwerpers opstegen om de Duitsers te bestoken.
Er zijn diverse Engelse nederzettingen langs het kanaal te vinden
Aan de rechteroever zijn heuvels te onderscheiden en aan beide zijden van het meer liggen Engelse en Franse oorlogsbodems voor anker. Uit de luidsprekers komt de mededeling dat het s.s. "Johan van Oldenbarnevelt" zal passeren, zodat iedereen naar de dekken vertrekt. Daar glijdt dan een van Nederlands machtigste schepen met haar vele lichtjes aan hen voorbij. Dit schip is vooral bekend vanwege de vele verrichtingen in de afgelopen oorlog. Vanuit het Grote Bittermeer varen ze naar het Kleine Bittermeer en wordt het schip door de loods dhr. F.W. Hagendoorn uit Amsterdam weer richting het Suezkanaal gemaneuvreerd. Vanaf de boeg schijnt een brede scherpe lichtbundel over het kanaal, zodat het schip veilig tussen de rode en groene lichtjes de vaargeul kan doorvaren. Rond 22.30 uur komen ze bij de stad Suez aan.
De stad Suez
Zondag 21 oktober 1945: Het is zondagochtend en de doorvaart van het Suezkanaal is inmiddels voltooid. Ze zijn nu bij de stad Suez aangekomen waar het schip voor anker gaat. Aan beide zijden van het schip komen diverse boten liggen, om het te voorzien van 3000 ton stookolie, drinkwater en levensmiddelen. Het is een stemmige ochtend en van het E-dek klinken ingetogen de melodieën van kerkelijke gezang. De stad Suez steekt zich af tegen een witgeel decor van de zandwoestijn met aan de westzijde het alles dominerende gebergte van Ataka. Fris kleurende met oranje afgebiesde ranke bootjes liggen rond het schip om koopwaar aan te bieden.
Ook hier in Suez zijn bootjes met handelaren volop aanwezig
De kooplui met hun glinsterende ogen in het donkerbruine gelaat en een rode fez op het zwarte haar, maken van dit alles een onvergetelijk spektakel. Er wordt druk onderhandeld, vele keren gaan de mandjes met sandalen, lederen tassen en koffers en sigarettenkokers naar boven. Vanmiddag kort na 17.00 uur wordt het anker gelicht en koerst het schip de Golf van Suez op. De zee kleurt inmiddels donkerder en aan bakboordzijde glinstert het licht van de opkomende maan al over het water.
Golf van Suez - Rode Zee
Maandag 22 en dinsdag 23 oktober 1945: In de nacht van 21 op 22 oktober passeren ze de Berg Sinaï die 2255 meter hoog is. Onwillekeurig denk je dan terug aan de geschiedenis uit de Bijbel, aan Mozes en het Joodse volk dat verbannen veertig jaar rondzwierf door de woestijn. Als ze de Rode Zee bereiken, zorgt de gloeiendhete zon voor een erg onaangenaam benauwde lucht in de ruimen. Er wordt zoveel mogelijk verkoeling in de schaduw gezocht en de waterkraan en douche worden veelvuldig gebruikt. Als bescherming tegen de zon worden over de open dekken tropenzeilen gespannen en ’s nachts proberen ze zoveel mogelijk in de openlucht te slapen. Constant schijnt de brandende zon met volle kracht op hun neer, er is geen enkel wolkje te bekennen, alleen de avonden en nachten brengen een beetje verkoeling. Het Oosten glijdt langzaam aan hen voorbij. Egypte, Libië en Eritrea doet hun herinneren aan hetgeen ze erover hebben gelezen. Zo weten ze dat zestig mijl landinwaarts de Nijl stroomt en dat de ruïne van Luxor daar is, de eens zo prachtige tempel van Egypte. Op de linkeroever moet ergens de heilige stad Mekka liggen, waar de moslims sinds eeuwen heentrekken om Allah te aanbidden. De jongens fantaseren als maar verder, terwijl ze aan de reling naar de horizon turen.
In de nacht van 22 op 23 oktober passeren ze de Kreeftskeerkring, nu zijn ze dus in de tropen beland en dat kunnen ze maar al te goed voelen. Min of meer overvallen door een zekere loomheid, wordt er steeds meer water gedronken en menig druppeltje zweet valt. Een aangename afwisseling op deze eentonigheid zijn nu de dolfijnen, die vanuit de golven hoog door de lucht zweven, om vervolgens met een sierlijke zwaai weer in het water te verdwijnen. Scholen met vliegende vissen scheren hier als libellen ook over het water. En zo gaat een saaie dag dan toch nog spoedig voorbij. In het nachtelijke maanlicht doemt even het silhouet van het eiland Farasan op, om ook weer snel uit zicht te verdwijnen.
Woensdag 24 oktober 1945: Vanochtend zijn zowel links als rechts van het schip de kust waar te nemen. Om 08.00 uur varen ze langs het Arabische stadje Mokka, een stadje dat met zijn witte gebouwen prachtig afsteekt tegen een kale achtergrond van grillige bergkammen. Hierna komen ze dicht langs de kust van het onder Engels bewind zijnde eiland Perim te varen. Dit laaggelegen eiland heeft slechts enkele gebouwen, waaronder een vuurtoren en een kuststation voor de scheepvaart en aan de zuidkant zijn koraalriffen waarneembaar.
Het eiland Perim waar de Engelsen een Marinebasis hadden
Als ze de Rode Zee verlaten varen ze via de Straat Bab El Mandeb (Straat der Tranen) de Golf van Aden op. De afstand tussen Suez en Perim is 2236 mijl, wat dit schip in 65 uur heeft afgelegd. Bij Frans Somaliland met een kust van vreemd gevormde berghellingen buigt het schip langzaam van de kust af en vanmiddag zal de Arabische kust geheel uit zicht verdwenen zijn. De bunkerplaats Aden wordt dit keer niet aangedaan en de reis gaat verder richting de Indische Oceaan.
De bunkerplaats Aden zullen ze deze reis niet aan doen
Indische Oceaan
Donderdag 25 oktober 1945: Als ze met de vuurtoren van Kaap Quardafui als allerlaatste herkenningspunt de Afrikaanse kust verlaten, zal het niet lang meer duren dat ze de Indische Oceaan bereiken. De oversteek van deze enorme oceaan kan dan beginnen. Zo gaat hun reis gaat alsmaar verder en het einddoel komt langzaam maar zeker dichterbij. Het ene moment varen ze tussen de werelddelen van Europa en Afrika en dan komt Azië hun al tegemoet. Als het laatste stukje land uit zicht is verdwenen wordt de oceaan langzaamaan onrustiger. De kennismaking met de Indische Oceaan zal er dan ook een worden om nooit te vergeten. Vooral als in de loop van de avond de oceaan en hemel één groot spektakel van wisselende kleureffecten worden.
Aan ontspanning zoals sport en spel werd ook gedacht tijdens de reis, boksen op het bovendek
Na enkele dagen varen duikt aan bakboordzijde het eiland Minicoi op, dat maar iets boven de waterspiegel uitsteekt. Het heeft een mooi vlak strand en er is een witte vuurtoren te zien die boven de groene bebossing uitsteekt. Het gelijknamige plaatsje op dit eiland heeft 3000 inwoners (inclusief een kolonie voor melaatsen). Melaatsheid is een veel voorkomende ziekte en als een patiënt hier naar de stad wil, dan moest hij als herkenning een bel om zijn nek dragen. Het eiland is omringd door koraalriffen en ligt op zo'n 200 mijl afstand van de Brits-Indische kust.
Op het bovendek in de buurt van Ceylon (Alois Becker)
Maandag 29 oktober 1945: Het tropische weerbeeld waaraan ze de laatste tijd zo gewend zijn wordt vandaag ruw verstoord door één grauwe wolkenmassa, die voortraast over het water. De zee is onstuimig en de golven laten witschuimende koppen zien. Het prachtige eiland Ceylon, waarvan ze een sprookjeseiland hadden verwacht, ligt vanwege zware onweersbuien in een diepe grauwe sluier gehuld. Kort na 12.00 uur komen ze aan bij Galle, de op twee na belangrijkste havenplaats op Ceylon. Enigszins teleurgesteld varen ze door een dik nevelgebied dat zowel over het schip als de kust hangt. Na enige uren trekt de mist gelukkig weg en kunnen ze het eiland toch nog goed aanschouwen. De donkere bergen rijzen hier tot in de wolken en het groene heuvelgebied loopt tot aan het strand. Een gele zandstrook slingert zich een weg langs de kust, met hier en daar grote rotsblokken. Als de "Alcantara" de kustplaats Matara heeft bereikt, dan varen ze langs het meest zuidelijke punt van Ceylon. Als het donker begint te worden verdwijnen de contouren van de heuvels langzaam in de nacht.
Ceylon
Dinsdag 30 oktober 1945: In de vroege ochtend varen ze de haven van Trincomalee binnen, dit is een door de natuur ontstane haven waar een belangrijke marinebasis is gestationeerd. Als het s.s. "Alcantara" voor anker ligt varen al snel motorbootjes rond het schip. Het wordt een dag zoals ze die van Suez kennen, er wordt weer stookolie, drinkwater en levensmiddelen binnengehaald. Het decor van de omgeving is echter anders, hier hebben ze geen woestijnvlakte en er zijn ook geen kale berghellingen, hier omringen de heuvels begroeid met tropische bomen een schitterend gelegen baai, waarvan het water net zo stil is als op een vijver. Na al het gestamp van de scheepsmotoren genieten ze nu van een serene rust. Zover als hun ogen rijken zien ze een stad met hoge kokospalmen. Deze omgeving grijpt de jongens meteen aan, je komt hier zowel Westerse als Oosterse taferelen tegen, donkergekleurde jongens met spierwitte tanden grijpen gretig naar toegeworpen sigaretten.
Lekker genietend van de zon op het bovendek (Jack van Voorden)
Vrijdag 2 november 1945: Drie dagen verblijven ze in deze baai waarin ook de grootste rivier van Ceylon de Mahaweli Ganga uitmondt, maar vanochtend vertrekken ze weer. Deze plek zal nog lang in hun herinnering bewaard blijven, zoals de vele honderden lichtjes van marine- en koopvaardijschepen, die in het donker massaal over het water schitteren, terwijl van de dekken Hawaïmuziek klinkt en ook de militairen die sigaretten, geld en zelfs zakmessen over de reling gooien. Afijn aan alles komt een eind en het schip heeft inmiddels alweer koers gezet richting Port-Swettenham op Malakka, want Indië schijnt momenteel geen optie te zijn.
Zondag 4 november 1945: Vannacht verlaten ze de Indische Oceaan en varen ze ter hoogte van het eiland Sabang de Straat van Malakka op. In de ochtend is even aan de horizon de top van de Goudberg op Noordoost Sumatra te zien. Duizenden zeemijlen hebben ze inmiddels afgelegd en met Sumatra in zicht hebben ze dan eindelijk het verre Indië is bereikt. Na een lange worsteling voor een vrij Nederland, hebben ze er toch ook verlangend naar uitgezien om dit Indië een helpende hand te bieden.
Varend over de Straat van Malakka
Malakka
Maandag 5 november 1945: Gisteravond is het s.s. "Alcantara" bij Port-Swettenham voor anker gegaan. Hier krijgen ze een geheel ander beeld voor ogen dan bij Trincomalee het geval was. Hier is geen bedrijvigheid van oorlogs- en koopvaardijschepen. De eentonigheid die hier heerst wordt alleen verbroken door kooplui in bescheiden bootjes, die handeldrijven in pisangs, ananas, klappers en Malakka sigaren. De jongens van 2-13 RI gaan hier van boord om via de Klang-rivier het vaste land van Malakka te bereiken. Op de "Alcantara" krijgen de achtergeblevenen plotseling te horen dat ze hier allemaal van boord gaan. Meteen heerst er grote bedrijvigheid op de dekken en als iedereen klaar staat om te debarkeren krijgen ze te horen dat het toch weer niet doorgaat. Ze moeten wachten op nieuwe orders en ook 2-13 RI zal moeten terugkeren naar het schip.
Woensdag 7 november 1945: Waar gaan ze dan eigenlijk wel naar toe? Die vraag houdt ze inmiddels al twee dagen in spanning. Opeens wordt via de scheepsradio een extra bericht aangekondigd. Iedereen rent richting de dichtstbijzijnde luidspreker en een doodse stilte volgt. Niet veel later schalt de stem van de omroeper over de dekken: Ze gaan toch naar Batavia! Meteen heerst er een grote vreugde. Om 15.30 uur wordt het anker gelicht en begint hun laatste deel van de reis. Zo zullen ze dan morgen Singapore passeren en vermoedelijk zaterdag in de ochtend de haven van Tandjong Priok kunnen bereiken?
Donderdag 8 november 1945: Als ze vanochtend ontwaken, merken ze aan de drukte op het water dat ze de stad Singapore naderen. Om 08.00 uur arriveren ze op de Straat Singapore en om 09.00 uur zien ze aan bakboordzijde het eiland Saint John, met daar achter de stad Singapore de sleutelstad van het Oosten. Hoogstwaarschijnlijk zouden ze rond 19.30 uur de Evenaar gepasseerd zijn, maar om 16.30 uur komt plots een extra mededeling. Nu krijgen ze weer te horen dat de reis naar Java voorlopig toch niet door kan gaan en dat ze terugvaren naar Singapore.
Jack (tweede van rechts) met enkele van zijn kameraden aan de reling
Vrijdag 9 november1945: Vandaag varen ze dus voor de tweede keer de Straat van Singapore binnen, maar nu gaat het schip gaat ter hoogte van de stad wel voor anker. Hier zullen de jongens van de LSK, die vier weken lang lief en leed met hun hebben gedeeld van boord gaan en met behulp van landingsvaartuigen aan land worden gezet. Waar de rest terecht zullen komen is dan nog niet bekend.
Zaterdag 10 november 1945: Het s.s. "Alcantara" heeft Singapore weer achter zich gelaten en vaart nu in noordelijke richting naar Port-Swettenham, waar het schip om 20.00 uur in de baai voor anker gaat.
Serdang
Zondag 11 november 1945: Om 10.00 uur vallen voor de jongens van 2-13 RI de ankers van de "Alcantara" dan eindelijk voor het laatst. Deze bootreis is ook voor hun nu definitief ten einde! Om 16.00 uur staan de mannen gepakt en gezakt klaar en om 19.00 uur gaan ze met een landingsvaartuig via de Klang-rivier naar het vaste land van Malakka. De trein die ze naar hun verblijfplaats in Serdang zal brengen staat dan al klaar, ze hoeven alleen nog maar in te stappen.
Mannen van 2-13 RI met enkele leden van de lokale bevolking (Serdang Kuala Lumpur)
Na een kort oponthoud te Kuala Lumpur arriveren ze midden in de nacht om 03.00 uur bij de School of Agrycultures of Malaya in Serdang. Hier zullen ze bijna vier maanden moeten verblijven voordat dat ze door de Engelsen op Indië worden toegelaten
Links Sgt. Alois Beckers en rechts Sld. Jack van Voorden tijdens hun verblijf te Serdang (Malakka)
Begin maart 1946 vertrekt 2-13 RI met het ss "Valentijn" van de KPM naar Indië en zullen daar op 9 maart '46 op de rede bij Semarang van boord gaan.
Het Neptunusfeest wordt gevierd op het s.s. "Valentijn" (Alois Becker)
Aan de kade te Semarang (Jack van Voorden)
Als ze op 9 maart '46 Malakka mogen verlaten, gaan ze het ss. Valentijn naar Java en worden daar ingedeeld bij de T-Brigade. Tot begin ’48 zullen ze op zowel Midden- als West-Java actief zijn. Op 26 februari ‘48 vertrekken ze met de "Tabinta" via Tandjong Priok terug naar Holland, om op 25 maart in de Amsterdamse haven te debarkeren.
Slotwoord:
Dit verslag is samengesteld uit de dagboeken van zowel Sgt. Alois L. Beckers als Sld. Jack van Voorden, die zich als OVW'er hebben aangemeld en ingedeeld bij 2-13 RI. Ze reisden via Mönchengladbach, Oostende, Aldershot en Serdang (Malakka) om uiteindelijk op Java op diverse plekken ingezet te worden in de strijd tegen de republikeinen.
Sergeant-Majoor Alois L. Becker heeft na 24 dienstjaren in 1969 zijn betrekking bij de Koninklijke Luchtmacht afgesloten en is drager van diverse onderscheidingen, zoals die van Orde en Vrede en het Nieuw-Guinea Herinneringskruis.
OVW'er Alois L. Beckers te Kuala Lumpur (3 dec. '45)
Enkele van zijn onderscheidingen voor Orde en Vrede en het Nieuw-Guinea Herinneringskruis